In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de toekenning van huurtoeslag aan eiseres voor het jaar 2017. Eiseres had in 2013 huurtoeslag ontvangen, maar in de jaren 2014 en 2015 was haar geen huurtoeslag toegekend vanwege een vermogen dat boven het heffingsvrije vermogen lag. Voor 2016 was haar vermogen weer onder het heffingsvrije vermogen, maar was de maximale huurprijs overschreden, waardoor zij voor dat jaar huurtoeslag ontving. De Belastingdienst/Toeslagen stelde echter het voorschot huurtoeslag voor 2017 op nihil vast, wat eiseres aanvecht.
De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst dit terecht heeft gedaan. Eiseres kon zich niet beroepen op een verworven recht op huurtoeslag voor 2017, omdat zij in 2015 geen recht had op huurtoeslag. De rechtbank stelt vast dat de toekenning van huurtoeslag voor 2016 een fout was en dat de Belastingdienst niet verplicht is deze fout te herhalen. Eiseres had ook geen recht op huurtoeslag voor 2017, omdat de huurprijs in dat jaar de maximale huurprijs overschreed. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen aanleiding was om aan te nemen dat een hoorzitting tot een ander besluit zou leiden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond.