Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2018 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Eritrese minderjarige, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis om bij haar moeder, referente, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van mening was dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referente.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat referente geen officiële documenten heeft overgelegd die de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie aannemelijk maken. Eiseres had een document overgelegd dat in een Soedanees vluchtelingenkamp was opgemaakt, maar dit document voldeed niet aan de eisen van officiële documenten en was onvoldoende om de identiteit en de relatie te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat zij in bewijsnood verkeerde en dat de Staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de identiteit van eiseres.
Eiseres voerde aan dat de afwijzing van haar aanvraag in strijd was met de Gezinsherenigingsrichtlijn, maar de rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om een begin van bewijs te leveren. Aangezien eiseres niet voldoende indicatieve documenten had overgelegd, werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukte dat de belangen van eiseres als minderjarig kind niet afdoen aan de verplichting om bewijs te leveren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.