ECLI:NL:RBDHA:2018:14820
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Eritrese vrouw, had haar aanvraag ingediend op basis van een huwelijksrelatie met een referent die in Nederland verblijft. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat eiseres haar identiteit en de feitelijke gezinsband met de referent niet kon aantonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris in zijn besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de overgelegde documenten, zoals een kerkelijke huwelijksakte en een doopakte, die eiseres had ingediend ter ondersteuning van haar aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet terecht was, omdat eiseres voldoende indicatieve documenten had overgelegd die haar identiteit en de huwelijksrelatie met de referent konden onderbouwen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat eiseres niet in bewijsnood verkeerde, aangezien zij geen officiële identiteitsdocumenten kon overleggen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag als onzorgvuldig beoordeeld en heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris de aanvraag opnieuw moet beoordelen, rekening houdend met de overgelegde documenten en verklaringen.