ECLI:NL:RBDHA:2018:3420
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidscriteria onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een vrouw met epilepsie, haar asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, wat eiseres aanvocht. Eiseres stelde dat Nederland verantwoordelijk was voor haar asielaanvraag op basis van artikel 16 van de Dublinverordening, omdat zij een gezin vormde met haar in Nederland verblijvende dochter en afhankelijk was van haar zorg. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat haar dochter de enige was die voor haar kon zorgen en dat zij eerder zonder haar dochter had kunnen functioneren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat Nederland niet verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiseres op basis van de Dublinverordening.
De rechtbank overwoog verder dat de staatssecretaris niet verplicht was om informatie over de dochter van eiseres op te nemen in het overnameverzoek aan Zweden, omdat deze informatie niet relevant was voor de beoordeling van de verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening. Eiseres had ook niet voldoende bijzondere omstandigheden aangetoond die een overdracht aan Zweden van onevenredige hardheid zouden getuigen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.