ECLI:NL:RBDHA:2019:3347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
AWB 18 / 8959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis is afgewezen. De aanvraag was ingediend door haar echtgenoot, die op 25 september 2015 een verblijfsvergunning asiel had verkregen. De rechtbank heeft eerder de beslissing op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.

Verweerder heeft echter besloten om nader onderzoek te doen naar de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar echtgenoot, en heeft eiseres uitgenodigd voor een hoorzitting. Eiseres heeft echter niet op de afspraak bij de ambassade op 10 oktober 2018 verschenen en heeft zich niet afgemeld. Dit leidde ertoe dat verweerder niet kon beoordelen of er sprake was van een feitelijke gezinsband, wat resulteerde in de afwijzing van het bezwaar.

Eiseres betoogde dat verweerder ten onrechte nader onderzoek had willen doen, aangezien er een rechtsgeldig huwelijk was. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder de ruimte had om de feitelijke gezinsband te onderzoeken, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet onzorgvuldig had gehandeld en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/8959
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,
gemachtigde: mr. R. Bom,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 oktober 2018 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 7 maart 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens waren aanwezig [naam 2] (referent) en T. Tzegai (tolk). Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Eritrese nationaliteit. Referent, de echtgenoot van eiseres, heeft op 25 september 2015 een verblijfsvergunning asiel gekregen. Op 13 oktober 2015 heeft hij namens eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Deze aanvraag is afgewezen en die afwijzing is in bezwaar gehandhaafd. Het beroep daartegen is op 23 oktober 2017 gegrond verklaard. [1] De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
2. Gelet op de uitspraak van de rechtbank, betwist verweerder niet meer dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen eiseres en referent. Verweerder zag echter aanleiding om te onderzoeken of er sprake is van een feitelijke gezinsband en heeft daarom besloten eiseres en referent te gaan horen. Op 8 mei 2018 heeft de hoorzitting met referent plaatsgevonden. Eiseres had op 10 oktober 2018 een afspraak voor haar interview. Eiseres is niet verschenen bij deze afspraak. Zij heeft zich niet afgemeld en nam ook haar telefoon niet op toen de ambassade haar probeerde te bellen. Ook de dagen daarna was zij niet bereikbaar. Omdat verweerder nu niet kan beoordelen of er sprake is van een feitelijke gezinsband, is het bezwaar bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft in beroep betoogd dat verweerder ten onrechte heeft besloten om nader onderzoek te doen. Niet in geschil is dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk en reeds daarom had zij in aanmerking moeten komen voor een mvv. Eiseres verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2017. [2] Subsidiair heeft eiseres betoogd dat verweerder na de hoorzitting met referent beschikte over voldoende informatie om het bezwaar gegrond te verklaren. Het was niet nodig om eiseres ook nog te horen. Meer subsidiair stelt zij dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiseres heeft haar afspraak op de ambassade gemist omdat zij ziek was. Ten onrechte is zij niet in de gelegenheid gesteld om een nieuwe afspraak te maken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De Afdeling heeft op 23 januari 2019 [3] overwogen dat uit de Gezinsherenigingsrichtlijn noch het beleid volgt dat een rechtsgeldig huwelijk in de weg staat aan een verbreking van de feitelijke gezinsband. Zo eist artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gezinsherenigingsrichtlijn dat er tussen de gezinshereniger en het gestelde gezinslid werkelijk gezinsleven bestaat en biedt paragraaf B7/3.1.5 van de Vc [4] ruimte om de feitelijke gezinsband verbroken te achten, indien het huwelijk feitelijk is verbroken. Een juridische beëindiging van het huwelijk is voor een verbreking van de gezinsband zodoende niet vereist. [5] Dit betekent dat ook als sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, verweerder aan de hand van de omstandigheden van het geval mag beoordelen of de gezinsband is verbroken. Uit de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2017 volgt dat de enkele omstandigheid dat de betrokkenen niet hebben samengewoond onvoldoende is om het ontbreken van een gezinsband aan te nemen. Het niet samenwonen kan wel, in samenhang met andere feiten en verklaringen over essentiële zaken rondom het gestelde gezinsleven, bewijs vormen voor het al dan niet bestaan van een feitelijke gezinsband. [6]
5. Uit het voorgaande volgt dat ook als sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, verweerder ruimte heeft om de feitelijke gezinsband nader te onderzoeken. In het geval van eiseres en referent bestond daar ook aanleiding voor, gelet op de korte duur van hun samenwoning, de omstandigheden waaronder zij hebben samengewoond en het feit dat er (mogelijk) sprake was van een gearrangeerd huwelijk. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat verweerder ten onrechte heeft besloten om haar en referent te gaan horen. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank ook het subsidiaire betoog van eiseres niet.
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen door verweerder. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres op 4 september 2018 een brief heeft gehad over het maken van een afspraak op de ambassade. In die brief is uitgelegd dat de aanvraag wordt afgewezen wanneer eiseres zonder geldige reden niet bij haar afspraak verschijnt. Ook is aangegeven dat er alleen in bijzondere omstandigheden uitstel kan worden verleend en dat eiseres zich in dat geval telefonisch dient af te melden bij de ambassade. Niet in geschil is dat eiseres niet is verschenen op haar afspraak en dat zij zich niet heeft afgemeld. In het verweerschrift is toegelicht dat de ambassade op 10 oktober 2018 en de dagen daarna heeft geprobeerd telefonisch contact op te nemen met eiseres, maar dat zij die oproepen niet heeft beantwoord en geen contact meer heeft opgenomen met de ambassade. Verweerder heeft vervolgens gebeld met referent, maar ook naar aanleiding daarvan heeft eiseres noch referent contact gezocht met de ambassade. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verweerder en de ambassade voldoende moeite gedaan om eiseres in de gelegenheid te stellen uit te leggen waarom zij niet op haar afspraak is verschenen. Dat verweerder contact had moeten opnemen met de gemachtigde van eiseres, volgt de rechtbank niet. In de brief van 4 september 2018 is duidelijk aangegeven dat de ambassade rechtstreeks contact opneemt met eiseres. De gemachtigde van eiseres heeft nooit aangegeven dat het contact in plaats daarvan via hem zou moeten verlopen.
7. Dit betekent dat verweerder niet heeft kunnen onderzoeken of er sprake is van een feitelijke gezinsband, wat voor rekening van eiseres komt. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Het beroep is dan ook ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, ECLI:NL:RBDHA:2017:13284.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:455
4.Vreemdelingencirculaire 2000
5.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:623
6.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2151