ECLI:NL:RBDHA:2020:14651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
NL20.16517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië voor behandeling van asielverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Nigeria, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 september 2020 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Eiser heeft op 19 juli 2020 in Nederland asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Italië had op 2 september 2020 een verzoek van Nederland om terugname aanvaard. Eiser betoogt dat Italië zich niet aan de Europese richtlijnen houdt en dat hij slecht behandeld is door de Italiaanse autoriteiten. Hij verwijst naar een rapport van de Danish Refugee Council en de Swiss Refugee Council, waarin wordt gesteld dat de Italiaanse autoriteiten niet voldoen aan de opvangrichtlijnen.

De rechtbank overweegt dat de ABRvS in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat er vanuit het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan dat Italië de asielaanvragen zorgvuldig behandelt. Eiser heeft niet aangetoond dat in zijn geval dit beginsel niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de behandeling in Italië en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om het asielverzoek zelf in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.16517
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.16518, plaatsgevonden op 22 september 2020. Eiser is, met kennisgeving, niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser komt uit Nigeria. Hij heeft op 19 juli 2020 in Nederland een asielaanvraag gedaan. Deze aanvraag heeft verweerder niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat op grond van de Dublinverordening1 Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Italië heeft een verzoek van Nederland om terugname op 2 september 2020 aanvaard.
Eiser voert aan dat Italië zich niet aan alle Europese richtlijnen houdt. De Italiaanse autoriteiten houden zich niet aan de Opvangrichtlijn, omdat eiser na een bepaalde tijd geen opvang meer ontving. Eiser voelde zich bovendien niet veilig in Italië en werd slecht behandeld door de Italiaanse autoriteiten. Eiser beroept zich op het rapport van de Danish Refugee Council (DRC) en de Swiss Refugee Council (SRC) ‘Mutual trust is still not enough’ van 12 december 2018. Hieruit volgt dat de Italiaanse autoriteiten kunnen beslissen
1. Verordening 604/2013 (PbEU 2013 L180).
om de opvang van een willekeurige asielzoeker te stoppen, dat onvoorspelbaar is of en welke ondersteuning kwetsbare asielzoekers zullen ontvangen en dat de medische voorzieningen in Italië slecht zijn. Dit laatste heeft eiser ook zelf ervaren toen hij in Italië meerdere auto-ongelukken heeft gehad. Verder blijkt uit de rapporten dat de SPRAR- locaties alleen nog toegankelijk zijn voor onbegeleide, minderjarige asielzoekers en statushouders, waardoor de overige locaties overbevolkt raken. Eiser voert aan dat hij in Italië geen recht op gratis rechtsbijstand had, waardoor hij zijn klacht niet aan een advocaat kon voorleggen. Eiser doet daarbij een beroep op de Procedurerichtlijn en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tot slot voert eiser aan dat overdracht aan Italië zal leiden tot (indirect) refoulement. Eiser kon in Italië niet zijn hele asielrelaas naar voren brengen. Gelet daarop vreest eiser dat zijn asielprocedure in Italië niet zorgvuldig zal verlopen en hij door de Italiaanse autoriteiten wordt uitgezet naar Nigeria.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. In zijn algemeenheid mag verweerder uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Dit volgt uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van onder meer 19 december 2018 en 12 juni 2019 en meer recent uit de uitspraken van 8 april 20202 en de uitspraken van 5 augustus 2020.3 De rechtbank ziet in de informatie waar eiser naar heeft verwezen geen aanleiding om anders te oordelen dan de ABRvS heeft gedaan in de hiervoor aangehaalde uitspraken. Daarbij overweegt de rechtbank dat de ABRvS in de uitspraak van 8 april 20194 het rapport van DRC en SRC van 12 december 2018, waar eiser naar heeft verwezen, bij de beoordeling heeft betrokken. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië.
4. De rechtbank overweegt dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij in Italië in strijd met de richtlijnen geen opvang heeft gekregen. Ook is niet gebleken dat hij hiervoor hulp heeft gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten. Evenmin is gebleken dat eiser in Italië geen toegang had tot de noodzakelijke medische zorg. De stelling van eiser dat hij na zijn overdracht geen opvang zal krijgen, is ook niet onderbouwd. Eiser heeft geen informatie overgelegd die aanleiding geeft voor het oordeel dat er in Italië sprake is van aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.
5. Voor zover eiser aanvoert dat hij ten onrechte geen gratis rechtsbijstand heeft gekregen in Italië en zijn klachten niet aan een advocaat heeft kunnen voorleggen, overweegt de rechtbank dat uit de Procedurerichtlijn niet volgt dat sprake is van een onvoorwaardelijk recht op gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging in asielprocedures. Dit geldt zowel voor procedures in eerste aanleg als in beroepsprocedures. In artikel 20, tweede lid, van de Procedurerichtlijn is bepaald dat lidstaten kunnen voorzien in gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging, maar dat dit geen verplichting is. Daarnaast biedt artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn lidstaten de mogelijkheid om geen gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te bieden wanneer volgens de rechterlijke
instantie of een andere bevoegde autoriteit het beroep geen reële kans van slagen heeft. Het ligt daarom op de weg van eiser om eventuele klachten over de schendingen van de internationale verplichtingen door Italië kenbaar te maken bij (hogere) Italiaanse autoriteiten dan wel geëigende instanties. Niet is gebleken dat eiser deze mogelijkheid niet heeft en dat de autoriteiten van Italië hem niet zouden kunnen of willen helpen. Om die reden is van strijd met artikel 3 of artikel 6 van het EVRM niet gebleken.
6. Voorts mag er – gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel – vanuit worden gegaan dat de Italiaanse autoriteiten het verzoek van eiser om internationale bescherming (opnieuw) in behandeling nemen. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de gestelde vrees van eiser voor terugkeer naar Nigeria door de Italiaanse autoriteiten onzorgvuldig wordt beoordeeld.
7. Tot slot is niet gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die voor verweerder aanleiding moeten zijn het asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening zelf in behandeling te nemen. De wens van eiser om in Nederland te verblijven, omdat hij wel vertrouwen heeft in de autoriteiten van Nederland, hij zich in Nederland veilig voelt en goed behandeld wordt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daarmee de Dublinverordening buiten toepassing dient te worden gelaten. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan op:
25 september 2020

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.