1.3.Op 24 januari 2020 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag ligt ten grondslag aan het bestreden besluit. Eiser heeft verklaard dat er op 28 december 2019 een inval in de woning van zijn broer in [plaats] heeft plaatsgevonden. Volgens eiser zijn dit personen geweest die allemaal gelieerd zijn aan de salafistische groepering waar eiser circa zeven á acht jaar geleden bij betrokken raakte. Eiser stelt dat deze personen nog steeds op zoek zijn naar hem. De belagers hebben tijdens de inval tegen de schoonzus van eiser gezegd dat ze de broer van eiser niet met rust zullen laten totdat zij weten waar eiser is. In januari 2020 zijn (andere) personen van de salafistische groepering wederom voor de deur van de woning van de broer van eiser geweest, maar dit keer zonder belaging. Vanwege de psychische gesteldheid van eiser vertelt zijn broer hem aan de telefoon niets over de situatie in Egypte. Eiser is via zijn vriendin op de hoogte van de invallen.
Eiser heeft de volgende documenten aan onderhavige aanvraag ten grondslag gelegd:
- een gelegaliseerde kopie van een proces-verbaal van aangifte van 29 december 2019; en
- een brief van Equator van 29 juli 2019 over het behandelprogramma van eiser.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3. Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen en voert – samengevat weergegeven – het volgende aan. Eiser stelt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel, nu verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn geestelijke en fysieke beperkingen ten tijde van het gehoor opvolgende aanvraag. Met het overleggen van de brief van Equator van 29 juli 2019 voorafgaand aan het gehoor, gaf eiser aan dat er rekening moest worden gehouden met zijn medische situatie en dat hij voorafgaand aan het gehoor medisch onderzocht diende te worden. De beperkingen waaruit verweerder had dienen af te leiden dat eiser niet gehoord had kunnen worden, worden bovendien ook beschreven in de medische informatie die beschikbaar was. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar:
- zijn medisch dossier van 29 november 2019 tot en met 29 april 2020;
- een ingevulde vragenlijst door zijn psycholoog van 4 februari 2020;
- een voortgangsrapportage van zijn behandelaars in de Penitentiaire Inrichting van 20 februari 2020 tot en met 9 maart 2020; en
- het verslag van het vertrekgesprek met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van 7 april 2020.
Aangezien hij niet in staat was gehoord te worden, dient volgens eiser geen waarde te worden gehecht aan het rapport gehoor opvolgende aanvraag en evenmin aan de bestreden besluitvorming.
Eiser benadrukt dat hij wordt gezocht door leden van een salafistische groepering die hem mishandeld hebben en willen doden, omdat hij een jonge vrouw heeft gered uit handen van deze groepering. Het feit dat eiser christen is en de Egyptische nationaliteit heeft, maakt dit op zich geloofwaardig. Eiser betoogt dat de positie van christenen nader onderzoek vergt nu het laatste ambtsbericht dateert van juni 2012. Hij verwijst daarbij naar de onderzoekvragen van Vluchtelingenwerk Nederland van 17 december 2019 die zijn opgesteld voor het ambtsbericht dat in de zomer van 2020 zal verschijnen alsmede een publicatie in het Reformatorisch Dagblad van 18 september 2019 waaruit volgt dat Koptische christenen in Egypte door valse beschuldigingen van salafisten en moslimbroeders onder grote druk staan met (dodelijke) arrestaties als gevolg. Eiser stelt dat Koptische christenen bescherming door de Egyptische autoriteiten niet hoeven te verwachten.
Tot slot stelt eiser dat de door hem overgelegde gelegaliseerde kopie van het proces-verbaal aangemerkt dient te worden als een origineel, aangezien de stempel die er op is gezet geen kopie is. Verweerder had het proces-verbaal daarom dienen te onderzoeken. Nu verweerder dit heeft nagelaten, heeft hij in strijd gehandeld met de samenwerkingsplicht.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 niet-ontvankelijk worden verklaard in de zin van artikel 33 van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn), indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Medisch onderzoek voorafgaand aan gehoor