ECLI:NL:RBDHA:2020:8451
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag extra uren rechtsbijstand in het kader van de Wet op de Rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van extra uren rechtsbijstand op basis van de Wet op de Rechtsbijstand. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.T. Verweijen, had een verzoek ingediend voor de toekenning van 30 extra uren rechtsbijstand, omdat hij betrokken was bij een omvangrijke strafzaak. Het primaire besluit van de Raad voor Rechtsbijstand om deze aanvraag af te wijzen, werd door eiser bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. De rechtbank oordeelde dat de rechtsbijstandverlener, mr. P.T. Verweijen, niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure, aangezien het bezwaarschrift niet namens eiser was ingediend. De rechtbank benadrukte dat zowel de rechtzoekende als de rechtsbijstandverlener belanghebbenden kunnen zijn, maar in dit geval was het bezwaarschrift niet correct ingediend. Hierdoor kon de rechtbank niet ingaan op de inhoudelijke gronden van het beroep. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen.