Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
13 juli 2017 afgewezen omdat de problemen die eiser in Irak zou hebben ondervonden niet geloofwaardig zijn geacht. Het beroep tegen dit besluit is bij uitspraak van 4 september 2017 van deze rechtbank en deze zittingsplaats ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend. Op 28 februari 2018 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Die aanvraag is bij besluit van 10 oktober 2018 afgewezen omdat de gestelde problemen vanwege zijn werk als journalist in Irak niet geloofwaardig zijn geacht. Het beroep tegen dit besluit is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch van 29 november 2018 gegrond verklaard, waarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten. Dit besluit is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 19 april 2019 onherroepelijk geworden.
.
dit is omdat de boodschap van Jezus vrede is” en “
ik voel de Heilige Geest altijd bij mij” (pagina 19 van het gehoor opvolgende aanvraag: hierna gehoor). De rechtbank is van oordeel dat verweerder van eiser mag verwachten dat hij uitgebreider en gedetailleerd kan verklaren over zijn motieven om te bekeren tot het christelijk geloof, temeer nu eiser heeft verklaard dat hij het christelijk geloof heeft omarmd vanwege het gevoel dat hij hierbij kreeg (pagina 13, 14 en 18 van het gehoor). Daarnaast heeft verweerder eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij oppervlakkig heeft verklaard over waarom hij deze rust niet in de islam kon vinden. Eiser heeft daarover enkel verklaard dat hij tegen bloedvergieten is, dat binnen de islam vrouwen en kinderen worden vermoord en dat men met vier vrouwen mag trouwen (pagina 16 van het nader gehoor).
artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 374,-.
mr.I.R. Becker - Moerenhout, griffier.