ECLI:NL:RBDHA:2022:10635
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een Ahmadiyya uit Pakistan en de beoordeling van het beschermingsbeleid in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser, een Ahmadiyya uit Pakistan, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 1 juli 2022 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op relevante uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een evident en fundamenteel verschil bestaat in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Duitsland ten aanzien van Ahmadiyya uit Pakistan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, en dat de eiser aan Duitsland mag worden overgedragen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.