ECLI:NL:RBDHA:2022:12993
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Syrische eiseres en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Syrische eiseres. De eiseres had op 1 maart 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eiseres voerde aan dat zij bij overdracht naar Duitsland een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ze stelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was, gezien de situatie van Syrische vluchtelingen in Duitsland en de tekortkomingen in de asielprocedure daar.
De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat Duitsland een fundamenteel ander beschermingsbeleid hanteert dan Nederland. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiseres was om concrete aanwijzingen te geven dat zij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de Duitse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen en dat de asielaanvraag in Duitsland niet in behandeling zou worden genomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de eiseres zich met haar klachten over de Duitse autoriteiten daar moest beklagen.
De uitspraak benadrukt het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had besloten de asielaanvraag van de eiseres niet in behandeling te nemen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid voor de eiseres om hoger beroep aan te tekenen tegen deze uitspraak.