2.2De bewaring is opgeheven op 2 oktober 2021 met de volgende motivering:
‘Uitbrengen beschikking o.g.v. niet-ontvankelijk in de grensprocedure, waarbij betrokkene reeds EU bescherming geniet.’Eiser is daarbij ook opgedragen om na het uitbrengen van die beschikking zelfstandig en onmiddellijk terug te keren naar Cyprus. Aan hem is vervolgens de toegang tot Nederland verleend.
3. Eiser is het niet eens met de vrijheidsontnemende maatregel en stelt dat deze van meet af aan, of in ieder geval vanaf het aanmeldgehoor onrechtmatig is, omdat vanaf dat moment al vaststaat dat hij een statushouder is in Cyprus. Om die reden is en was er geen grensbewakingsbelang aan de zijde van verweerder en was er dus geen aanleiding om een grensprocedure te voeren. Daartoe stelt hij onder meer dat aan een statushouder de toegang niet mag worden geweigerd. Daarom mocht een uitstel van het besluit over de toegang ook niet plaatsvinden. Volgens eiser mag de bewaringsrechter zich in dit geval wel uitlaten over de vraag of de grensprocedure toegepast mocht worden.
4. Verweerder stelt dat de rechtmatigheid van een uitstel van het besluit over het al dan niet verlenen van de toegang en het voeren van een grensprocedure niet aan de orde kunnen komen bij de bewaringsrechter.
Verder stelt verweerder dat er een grensbewakingsbelang was, nu eiser een derdelander is die aan de buitengrens van Nederland, tevens de buitengrens van de Schengenzone, om internationale bescherming heeft gevraagd. Verweerder mag onderzoek doen naar de ontvankelijkheid van een asielaanvraag die aan de buitengrens is gedaan, in een grensprocedure.
Ten aanzien van het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de asielaanvraag, stelt verweerder dat er ten tijde van het opleggen van de maatregel indicaties waren dat eiser een statushouder is, maar dat dat nog niet vaststond op dat moment. Pas op 22 september 2021 werd duidelijk dat eiser een statushouder is.
Rechtsvragen die voorliggen
5. Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat zowel Cyprus als Roemenië geen Schengenlanden zijn en dat eiser aan de buitengrens van het Schengengebied, te weten de grensdoorlaatpost op luchthaven Schiphol, om internationale bescherming heeft verzocht. Aan partijen is daartoe door de rechtbank voorgehouden dat Cyprus het Schengenverdrag weliswaar (nog) niet heeft geïmplementeerd, maar het Schengenacquis, waar het Schengenverdrag ook onder valt, op Cyprus van toepassing is. Dit volgt uit artikel 1 en 2 van het ‘Protocol 19: Betreffende het Schengenacquis’. Volgens partijen betekent het van toepassing zijn van het Schengenacquis niet dat Cyprus gelijkgesteld moet worden met een Schengenland of dat Cyprus (al dan niet tijdelijk) behoort tot de Schengenzone. Uit deze Europese regelgeving kan de rechtbank zelf ook niet opmaken dat dit standpunt van partijen onjuist is. De regelgeving verschaft hier geen duidelijkheid over. De rechtbank is ook niet bekend met jurisprudentie waaruit een andere visie dan de visie van partijen volgt. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank er dan ook van uit dat Cyprus niet behoort tot het Schengengebied.
6. Uit de beroepsgronden en het verweer maakt de rechtbank op dat de volgende rechtsvragen (nog wel) voorliggen.
a. Vanaf wanneer was duidelijk dat eiser een statushouder is in Cyprus?
b. Kan er opgekomen worden tegen de rechtmatigheid van het uitstellen van het besluit over toegang en het toepassen van de grensprocedure bij de bewaringsrechter?
c. Zo ja, is het voeren van de grensprocedure in dit geval rechtmatig, proportioneel en noodzakelijk? Zo nee, vanaf welk moment niet (vanaf aanvang niet of vanaf het aanmeldgehoor niet)?