ECLI:NL:RBDHA:2022:5939
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.M.M. Kettenis- de Bruin
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor haarprothese op basis van voorliggende voorzieningen en buitenwettelijk beleid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 mei 2022, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een haarprothese ongegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 3.478,-, het bedrag dat hij zelf moest bijdragen na een gedeeltelijke vergoeding door zijn zorgverzekering. De rechtbank oordeelde dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, de aanvraag terecht had afgewezen. Verweerder stelde dat eiser voor de kosten een vergoeding kon aanvragen bij de zorgverzekeraar en dat er geen dringende redenen waren die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden.
De rechtbank behandelde het beroep op 17 januari 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven om aanvullende medische onderbouwing te leveren. Eiser voerde aan dat de kosten van de haarprothese dringend en noodzakelijk waren vanwege zijn aandoening alopecia, die leidde tot blijvend lichamelijk en psychisch letsel. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat de kosten van de haarprothese dringend en noodzakelijk waren, en dat de zorgverzekering als voorliggende voorziening diende.
De rechtbank concludeerde dat de toepassing van het buitenwettelijk begunstigend beleid door verweerder op consistente wijze was uitgevoerd. Eiser had niet aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die het verlenen van bijzondere bijstand noodzakelijk maakte. De rechtbank verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezeggingen waren gedaan door de overheid die eiser redelijkerwijs kon interpreteren als een garantie voor toekomstige bijstand. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 mei 2022, en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.