In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022, gaat het om de invordering van een verbeurde dwangsom van € 2.500,- door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eisers, beiden lid van de Vereniging van Eigenaars (VvE) in Den Haag, hebben bezwaar gemaakt tegen de invordering, stellende dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die matiging van de dwangsom rechtvaardigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet tijdig aan de opgelegde last onder dwangsom hebben voldaan, waardoor de dwangsom van rechtswege verbeurd is verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen overmachtssituatie was, aangezien eisers niet tijdig juridische stappen hebben ondernomen tegen een huurder die geen medewerking verleende. Bovendien hebben eisers niet aangetoond dat zij financieel niet in staat zijn de dwangsom te betalen. De rechtbank concludeert dat de gemeente terecht is overgegaan tot invordering van de dwangsom en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen proceskosten aan de orde, aangezien er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.