Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 augustus 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder is in dat geval ook verplicht de ten onrechte of te veel betaalde bijstand terug te vorderen. Dat staat in artikel 58, eerste lid, van de PW.
Van een onevenredig zware inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiser is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake. Omdat verweerder redelijkerwijs kon twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de informatie over eisers financiële situatie over meerdere jaren, diende het opvragen van bankafschriften een gerechtvaardigd doel. Dat verweerder in strijd zou hebben gehandeld met het eigen heronderzoekbeleid, zoals eiser suggereert, is bij gebreke van enige onderbouwing daarvoor ten slotte niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet daarom geen reden om de bankafschriften over de periode van 26 mei 2010 tot en met 31 juli 2017 buiten beschouwing te laten.
Beslissing
- herroept het primaire besluit van 7 april 2021, voor zover het de intrekking van het recht op bijstand over de periode van 1 september 2019 tot en met 29 februari 2020 betreft en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het in dit verband vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak met betrekking tot de terugvordering een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;