ECLI:NL:RBDHA:2023:11298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.8120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen intrekking verblijfsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Dit besluit, genomen op 30 juni 2022, betreft de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres voor het verblijfsdoel 'verblijf als familie- of gezinslid'. De staatssecretaris heeft het bezwaar van eiseres op 13 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard, wat eiseres aanvecht.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres betoogt dat het besluit pas op 8 februari 2023 op de juiste wijze bekend is gemaakt, maar de rechtbank stelt vast dat het besluit op 1 juli 2022 is verzonden naar het laatst bekende adres van eiseres. De rechtbank benadrukt dat het aan eiseres is om tijdig adreswijzigingen door te geven en dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres kennelijk ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8120

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 30 juni 2022. Met dit besluit heeft de staatssecretaris de verblijfsvergunning van eiseres voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ met ingang van 4 augustus 2021 ingetrokken. Met het bestreden besluit van 13 maart 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres van 9 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
1.1
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
4. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend als het vóór het einde van de termijn is ontvangen. [2] Deze termijn begint te lopen op de dag na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Als een bezwaarschrift te laat wordt ingediend, dan leidt dit in beginsel tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Dat is alleen anders als het niet aan de indiener valt toe te rekenen dat hij zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend (en de termijnoverschrijding dus verschoonbaar is). [4]
Is het intrekkingsbesluit van 30 juni 2022 op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt?
5. Eiseres betoogt dat het besluit van 30 juni 2022 pas op 8 februari 2023, na ontvangst door haar gemachtigde, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt en dat haar bezwaar daarom ontvankelijk is. De staatssecretaris had volgens eiseres het besluit niet naar haar laatst bekende adres mogen verzenden. Eiseres wijst erop dat het besluit in 2022 niet per aangetekende post is verzonden en zij het besluit nooit heeft ontvangen. Het valt volgens eiseres niet in te zien waarom de staatssecretaris het besluit niet direct aan haar gemachtigde heeft verstuurd, omdat deze gemachtigde haar ook bijstond bij de procedure tot verkrijging van de ingetrokken verblijfsvergunning.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het besluit van 30 juni 2022 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt door dit besluit toe te zenden aan het laatst bekende adres van eiseres. Dit blijkt volgens de staatssecretaris uit het bij het verweerschrift gevoegde screenshot van het gegevensverwerkingssysteem Indigo, omdat daarop staat dat het besluit op 30 juni 2022 is aangemaakt in het verzendkanaal en op 1 juli 2022 is verzonden.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het besluit niet per aangetekende brief is verzonden. Voor niet-aangetekende brieven geldt volgens vaste rechtspraak dat het bestuursorgaan de verzending daarvan aannemelijk dient te maken als de geadresseerde stelt een brief niet te hebben ontvangen. Daartoe is in ieder geval vereist dat de brief is voorzien van een juiste adressering en verzenddatum en dat er sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde dit vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe dient de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. [5]
5.2.1.
Zoals deze rechtbank eerder heeft geoordeeld is het gehele verzend(registratie)-proces, ondanks dat het niet volledig geautomatiseerd is en geen registratiemoment heeft vlak voorafgaand aan de deponering van een poststuk in de postzak, met zodanige waarborgen omkleed dat het nagenoeg is uitgesloten dat er fouten in de postverzending en in de registratie daarvan worden gemaakt. [6] Concreet betekent het voorgaande dat als een poststuk in Indigo de status “Bericht verwerkt” heeft gekregen, onder vermelding van een datum, aangenomen kan worden dat het desbetreffende poststuk daadwerkelijk op die datum is verzonden.
5.2.2.
Het betoog van eiseres slaagt niet. De staatssecretaris heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het besluit van 30 juni 2022 aan het juiste adres heeft verzonden. Uit de overlegde verzendadministratie blijkt namelijk dat het intrekkingsbesluit de status “Bericht verwerkt” heeft gekregen en op 1 juli 2022 is verzonden. Een beschikking tot intrekking van een verblijfsvergunning wordt verder bekendgemaakt door deze aan het laatst bekende adres van de betrokken vreemdeling toe te zenden. [7] Het is tussen partijen niet in geschil dat dit het adres is dat op het besluit van 30 juni 2022 is vermeld. Het was aan eiseres om een wijziging van adresgegevens tijdig door te geven aan verweerder, dat zij dat niet heeft gedaan komt voor haar risico. Daarbij valt niet in te zien waarom de staatssecretaris het besluit (tevens) aan gemachtigde van eiseres had moeten zenden. Uit de omstandigheid dat eiseres in een andere procedure een gemachtigde heeft, dan wel in een eerdere zaak een gemachtigde had, kan namelijk zonder daartoe strekkende mededeling van eiseres of haar gemachtigde niet worden afgeleid dat zij in deze procedure dezelfde gemachtigde heeft. [8] Omdat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het besluit op de juiste wijze bekendgemaakt heeft door toezending aan het juiste adres, is het besluit op 1 juli 2022 op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Overige beroepsgronden
6. Voor zover eiseres betoogt dat de staatssecretaris uit de enkele uitschrijving uit de Basisregistratie personen niet had mogen afleiden dat zij haar hoofdverblijf buiten Nederland heeft, overweegt de rechtbank dat deze vraag een inhoudelijke beoordeling betreft welke niet relevant is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar. Dit betoog slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Dat staat in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
3.Dat volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dat staat in artikel 6:11 van de Awb.
5.Zie ABRvS 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2335, r.o. 2; ABRvS 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:156, r.o. 3.1; ABRvS 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3285, r.o. 2.1.
6.Rechtbank Den Haag (zittingsplaats Rotterdam) 5 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10531.
7.Dat staat in artikel 3.104, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
8.Zie ABRvS 12 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:506, r.o. 2.