ECLI:NL:RBDHA:2023:11397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.12370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 10 december 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije, gezien de fundamentele systeemfouten in de asielprocedure daar. Eiser betoogde dat hij door onzorgvuldig handelen van de staatssecretaris in onzekerheid verkeerde, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris binnen de termijnen van de Dublinverordening heeft gehandeld. Echter, de rechtbank concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat Bulgarije zich niet aan de verdragsverplichtingen houdt, waardoor de staatssecretaris nader onderzoek moet doen voordat hij kan besluiten tot overdracht van eiser aan Bulgarije. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 21 april 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 10 december 2022 niet in behandeling heeft genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet in behandeling had mogen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris mag voor Bulgarije niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Heeft de staatssecretaris in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en weinig voortvarend gehandeld?
5. Eiser betoogt dat hij door onzorgvuldig en weinig voortvarend handelen ten onrechte al een aantal maanden in onzekerheid verkeert en dat daarom zijn asielaanvraag in Nederland behandeld moet worden. Op grond van de Dublinverordening dient er zo spoedig mogelijk een overnameverzoek te worden neergelegd bij de verantwoordelijk geachte lidstaat. In het geval van eiser is dit pas twee maanden na zijn asielaanvraag gebeurd. Nadat de Bulgaarse autoriteiten de claim geaccepteerd hadden heeft het nog een maand geduurd voordat eiser is geïnformeerd over het voornemen tot afwijzen van de aanvraag. De omstandigheden in deze zaak zijn niet bijzonder complex en daarom valt niet in te zien waarom de staatssecretaris zo lang heeft gewacht met het indienen van de claim en vervolgens met het informeren over het voornemen. Dat de staatssecretaris heeft gehandeld binnen de termijn van de Dublinverordening maakt niet dat hij daarmee ook voldoende voortvarend heeft gehandeld.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Niet in geschil is dat is voldaan aan de termijnen zoals deze zijn opgenomen in de Dublinverordening. Het door eiser gestelde gebrek aan complexiteit, wat daar ook van zij, leidt er niet toe dat de staatssecretaris de zaak sneller had moeten behandelen dan in de Dublinverordening neergelegde termijnen. Hiervoor bestaat geen wettelijke grondslag in de Dublinverordening.
Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Bulgarije niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In Bulgarije is sprake van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Eiser is gedwongen om asiel aan te vragen, omdat hij anders teruggestuurd zou worden naar Syrië. Hij is getuige geweest van mishandelingen, bedreigingen en seksuele intimidatie door de politie. Zelf is hij ook slachtoffer geweest van mishandeling en bedreiging. Daarnaast waren de omstandigheden in de opvang erg slecht. Hierover klagen had volgens eiser geen zin. Ter onderbouwing wijst eiser op algemene landeninformatie. [3] In dit kader verwijst eiser ook naar uitspraken van de zittingsplaatsen Haarlem [4] , Amsterdam [5] en Middelburg [6] . Daarnaast heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 april 2023 een zitting gehouden over de vraag of de staatssecretaris nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan ten aanzien van Bulgarije, gelet op de ontvangen signalen over pushbacks. Eiser stelt daarom dat de staatssecretaris voor Bulgarije niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6.1.
Het betoog van eiser slaagt. In de uitspraak van 2 maart 2023 [7] van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats, oordeelde de rechtbank – kort samengevat – dat door de pushbacks in Bulgarije sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure van dat land, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Er zijn voldoende (serieuze) aanknopingspunten dat ook terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije te maken kunnen krijgen met pushbacks. Hierdoor mag de staatssecretaris zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt stellen dat hij voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak anders te oordelen. Het enkele feit dat de staatssecretaris tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld, maakt dit niet anders. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat getwijfeld kan worden of Bulgarije zich aan de verdragsverplichtingen houdt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de staatssecretaris niet zonder nader onderzoek mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije. De rechtbank hoeft de andere beroepsgronden daarom niet te bespreken. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de staatssecretaris nader onderzoek zal moeten doen naar de vraag of overdracht van eiser aan Bulgarije in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 april 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Het AIDA-rapport over Bulgarije van februari 2022 (update 2021), het artikel van de ECRE van 10 september 2021 ‘Bulgaria: Pushbacks Escalate as Government Discusses Reinforcements at Borders’, het aritkel van ECRE van 25 februari 2022 ‘AIDA 2021 Update: Bulgaria’, de stukken van VluchtelingenWerk Nederland van juli 2022, ‘Veelgestelde Vragen Bulgarije Dublinterugkeerders & statushouders Bulgarije’.
4.Rb Den Haag, zp Haarlem, 29 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8348.
5.Rb Den Haag, zp Amsterdam, 10 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14440.
6.Rb Den Haag, zp Middelburg, 22 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12624 en Rb Den Haag, zp Middelburg, 24 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12796.
7.Rb Den Haag, zp Arnhem, 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2454.