In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering behandeld. Eiseres, werkzaam als assistent-begeleider, heeft zich in 2019 arbeidsongeschikt gemeld vanwege chronische rugklachten. Het UWV heeft haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA afgewezen, wat door eiseres is bestreden. De rechtbank onderzoekt of het UWV zijn besluiten op zorgvuldige wijze heeft genomen en of de medische en arbeidskundige rapportages voldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank oordeelt dat het UWV zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres betwist de medische grondslag van het primaire besluit en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de totaalbelasting van de geduide functies. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd dat een spreekuurcontact in dit geval geen toegevoegde waarde had en dat de medische bevindingen van het UWV niet onzorgvuldig zijn.
De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies uit te oefenen en dat het UWV op juiste gronden heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.