ECLI:NL:RBDHA:2023:1684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
NL22.17766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang bij asielaanvraag na verlening van asielvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiseres, van Iraakse nationaliteit, had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen, maar stelde dat zij belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, ondanks de reeds verleende vergunning. De rechtbank diende te beoordelen of eiseres procesbelang had bij haar beroep, nu haar al een asielvergunning was verleend. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang had, omdat zij niet in een gunstiger rechtspositie kon geraken door het instellen van beroep. De rechtbank baseerde haar oordeel op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een vreemdeling niet kan doorprocederen voor een andere verleningsgrond dan die hij al heeft. Eiseres had aangevoerd dat erkenning van haar status als verdragsvluchteling van belang was voor haar emotionele herstel en integratie in de samenleving, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen materieel procesbelang opleverde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk en wees erop dat indien de asielvergunning zou worden ingetrokken, eiseres alsnog de mogelijkheid had om naar de bestuursrechter te stappen. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder asielprocedures worden behandeld en de beperkingen van procesbelang in het asielrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17766

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

ProcesverloopBij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De vergunning is verleend met ingang van 20 november 2021 geldig tot 20 november 2026.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op de zitting van 8 december 2022 gevoegd behandeld met de beroepen van twee dochters van eiseres. Die beroepen zijn geregistreerd onder de volgende zaaknummers: NL22.17767 en NL22.17768. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is ter zitting een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000. De vergunning is verleend met ingang van 20 november 2021 geldig tot 20 november 2026.
3. Eiseres is het niet eens met het besluit. Zij meent dat zij belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Zij stelt dat verweerder haar moet erkennen als verdragsvluchteling en dat haar daarom op een andere grond asiel moet worden verleend, namelijk op de a-grond. In ieder geval had de vergunning volgens eiseres moeten worden verleend op grond van haar individuele relaas en niet enkel op grond van de algemene situatie in Irak. Het belang van eiseres bij deze procedure is gelegen in moreel rechtsherstel. Het zou bijdragen aan haar verdere emotionele herstel en aan haar psychosociaal functioneren als haar relaas wordt geloofd en haar op grond daarvan een asielvergunning wordt verleend. De wetgever heeft bij de inrichting van het asielstelsel weliswaar onderkend dat erkenning van het leed dat is aangedaan in het land van herkomst van belang kan zijn voor vluchtelingen, maar heeft dit ten onrechte ondergeschikt gemaakt aan de beperkte capaciteit en middelen die beschikbaar zouden zijn voor het beoordeling van verzoek om bescherming. Eiseres stelt dat de verplichting om internationale bescherming daar geheel los van staat. Bovendien heeft de wetgever miskend dat erkenning van leed kan bijdragen aan het economisch belang van de Nederlandse staat, omdat eiseres beter in staat zal zijn om te integreren en des gevolg een bijdrage te leveren aan de samenleving. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar het artikel “A Systematic Review of Factors Affecting Mental Health and Well-being of Asylum Seekers and Refugees in Germany” [1] .
4. De centrale vraag die in deze procedure door de rechtbank beantwoord dient te worden, is of eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep nu haar al een asielvergunning is verleend. Een belanghebbende, zoals eiseres, kan bij de ter zake bevoegde rechter immers slechts opkomen tegen een besluit, indien zij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft, in die zin dat zij daardoor in een gunstiger rechtspositie kan geraken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft en dat haar beroep daarom niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zie de uitspraak van 28 maart 2002 (ECLI:NL:RVS:2002:AE1168), van 15 juni 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW9103), van 12 augustus 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:805) en van 18 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:137), volgt dat de vreemdeling, indien hij reeds over een verblijfsvergunning asiel beschikt, tegen dat oordeel van verweerder dat geen vergunning wordt verleend als verdragsvluchteling op de a-grond kan opkomen bij het besluit tot intrekking of de weigering tot verlenging van de aan hem verleende verblijfsvergunning. Die situatie kan zich voordoen als de grond voor verlening komt te vervallen. Dan zal de vreemdeling niet worden tegengeworpen dat het besluit dat hij niet in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatus in rechte vaststaat. Het uitgangspunt is namelijk dat een vreemdeling niet kan doorprocederen voor een andere verleningsgrond dan die hij al heeft om zo in een gunstiger positie te komen. De rechtbank wijst er hierbij op dat het wettelijk stelsel tot doel heeft om doorprocederen op een andere grond zoveel mogelijk te voorkomen. Dat volgt uit de Nota van Toelichting bij het Besluit van 10 juli 2015 tot wijziging van onder andere het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van de Procedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn. [2] In de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Vw 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening is nogmaals aangegeven dat het onwenselijk is dat het stelsel van een uniforme asielstatus, waarmee het doorprocederen wordt voorkomen, wordt doorbroken. [3] De Afdeling heeft op 25 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:906) bevestigd dat een wijziging van de verleningsgrond van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet leidt tot een gunstiger positie.
6. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat er een verschil bestaat tussen de voorwaarden waaronder een vergunning op de a-grond en de b-grond kan worden ingetrokken. De rechtbank overweegt dat eiseres er terecht op heeft gewezen dat een asielvergunning op basis van de b-grond wordt ingetrokken als er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling een ernstig misdrijf heeft gepleegd, terwijl een asielvergunning op de a-grond kan worden ingetrokken als de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld voor een bijzonder ernstig misdrijf (artikelen 3.105d, tweede lid, aanhef en onder b, en artikel 3.105f, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vb). Dit is echter geen verschil in rechtspositie dat met zich brengt dat eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank is gezien de lijn in de rechtspraak van de Afdeling, zoals opgenomen in rechtsoverweging 5, van oordeel dat op het moment dat de asielvergunning wordt ingetrokken op grond van dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat er een ernstig misdrijf in de zin van artikel 3.105f van het Vb is gepleegd, eiseres in een daarover aan te spannen procedure ook gronden kan aanvoeren tegen het feit dat aan haar geen asielvergunning op basis van de a-grond was verleend en in het verlengde daarvan dat haar verblijfsvergunning dus ten onrechte vanwege een ernstig misdrijf (in plaats van een bijzonder ernstig misdrijf) is ingetrokken.
7. Ter zitting heeft eiseres voorts toegelicht dat ten gevolge van het uitgangspunt dat bij doorprocederen over een verleningsgrond geen procesbelang aanwezig is, haar geen effectief rechtsmiddel ter beschikking staat om op te komen tegen de weigering om haar asielvergunning op de a-grond te verlenen. Artikel 46, tweede lid, van de Procedurerichtlijn biedt lidstaten echter de mogelijkheid om het recht op een effectief rechtsmiddel in de daarin genoemde gevallen te beperken. Hoewel artikel 46, tweede lid, van de Procedurerichtlijn niet in het Nederlandse recht geïmplementeerd is, heeft de Afdeling in een uitspraak van 21 september 2022 geoordeeld dat dit niet nodig is (zie ECLI:NL:2022:2709). Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep tegen de beslissing om eiseres geen vluchtelingenstatus te verlenen op grond van artikel 46, tweede lid, van de Procedurerichtlijn niet-ontvankelijk worden verklaard als zij daarbij onvoldoende procesbelang heeft. Die situatie doet zich voor indien de aan eiseres verleende subsidiaire beschermingsstatus dezelfde rechten en voordelen biedt als de vluchtelingenstatus uit hoofde van het recht van Unie en het nationale recht. Dat is hier het geval. De verleningsgronden in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000 bieden namelijk dezelfde materiële rechten en voordelen. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de vaste rechtspraak van de Afdeling. Uit de eerder aangehaalde wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever er ondubbelzinnig voor heeft gekozen doorprocederen te willen uitsluiten. Hoewel de rechtbank niet wil afdoen aan het betoog van eiseres ter zitting dat erkenning als vluchteling en erkenning van wat haar is aangedaan in het land van herkomst een positief effect zal hebben op haar psychische gesteldheid, volgt hieruit niet dat eiseres door het instellen van beroep in een materieel gunstiger positie kan komen. Haar verblijfsvergunning heeft immers dezelfde geldigheidsduur als een verblijfsvergunning die op de a-grond of op grond van een individueel relaas is verleend en er vloeien dezelfde rechten en plichten uit voort. Het belang van eiseres bij doorprocederen is daarmee puur immaterieel en dat is onvoldoende om procesbelang aan te nemen. Dat sprake zou zijn van een indirect materieel belang omdat eiseres beter in staat zal zijn om een bijdrage te leveren aan de samenleving is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang omdat het niet raakt aan de rechtspositie van eiseres. Indien en voor zover de asielvergunning van eiseres wordt ingetrokken of niet wordt verlengd, staat voor haar de gang naar de bestuursrechter open. De rechtbank is van oordeel dat nu geen procesbelang kan worden aangenomen.
8. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Hajak, Sardana, Verdeli and Grimm, ‘A Systematic Review of Factors Affecting Mental Health and Well-Being of Asylum Seekers and Refugees in Germany’,
2.Staatsblad 2015, 294, pagina 37.