ECLI:NL:RBDHA:2023:17304
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunant Maurits, heeft beroep aangetekend tegen dit besluit, dat is genomen op basis van Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat dit niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort, gerechtvaardigd is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel, noch dat hij een ondubbelzinnige toezegging heeft ontvangen van de staatssecretaris.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiser heeft niet onderbouwd waarom de inbreuk op zijn belangen onevenredig zou zijn. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de beëindiging van de tijdelijke bescherming deugdelijk heeft gemotiveerd en dat deze beslissing in overeenstemming is met de geldende regelgeving. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.