ECLI:NL:RBDHA:2023:18487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
C/09/655828 / JE RK 23-2153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een schriftelijke aanwijzing die op 26 september 2023 was gegeven, waarin toestemming en medewerking van de moeder werd gevraagd voor diagnostisch onderzoek en psychomotorische therapie voor haar kinderen, [naam01] en [naam02]. De moeder had de aanwijzing echter niet opgevolgd en verweer gevoerd tegen het verzoek van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar bezwaren, tijdens de zitting haar toestemming heeft verleend voor het diagnostisch onderzoek en de psychomotorische therapie. De kinderrechter oordeelde echter dat het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing op formele gronden moest worden afgewezen, omdat het verzoek in feite om vervangende toestemming voor een medische behandeling vroeg, waarvoor een andere procedure gevolgd dient te worden. De kinderrechter benadrukte dat de schriftelijke aanwijzing niet gedeeltelijk kon worden bekrachtigd en dat de gecertificeerde instelling een nieuwe schriftelijke aanwijzing moest geven voor het afgeven van de ID-kaarten van de kinderen.

De kinderrechter sprak de hoop uit dat de moeder de eerste stap die zij tijdens de zitting had gezet, voort zou zetten door in gesprek te gaan met de gecertificeerde instelling over de omgang met haar kinderen. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mededeling dat er tegen deze beslissing geen andere voorziening openstaat dan cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/655828 / JE RK 23-2153
Datum uitspraak: 16 november 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 27 oktober 2023 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
advocaat: mr. T. Visser.
betreffende:

[naam01] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [naam01] ,

[naam02] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [naam02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam03] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[naam04] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 27 oktober 2023.
De kinderrechter heeft stukken ontvangen van de heer [naam05] . De heer [naam05] heeft zich niet formeel gesteld als gemachtigde van de moeder. De kinderrechter zal de door hem overgelegde stukken dan ook niet aan het dossier toevoegen.
Op 16 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat;
- [naam06] en [naam07] met hun advocaat, namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [naam01] en [naam02] verblijven feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 mei 2023 de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] verlengd van 12 mei 2023 tot 12 mei 2024.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 september 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] bij de vader met gezag, verlengd van 12 september 2023 tot 12 mei 2024, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
- De gecertificeerde instelling heeft op 26 september 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam01] en [naam02] . In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen:
De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering geeft de volgende aanwijzing(en):
  • Toestemming en medewerking verlenen aan diagnostisch onderzoek van [naam02] .
  • Toestemming voor het starten van psychomotorische therapie voor [naam02] .
  • Het afgeven van de ID kaarten aan de ouder met gezag waar [naam01] en [naam02] verblijven (de vader).

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling heeft bekrachtiging van voornoemde schriftelijke aanwijzing verzocht. Dit verzoek is als volgt gemotiveerd. De moeder heeft de schriftelijke aanwijzing niet opgevolgd en niet inhoudelijk gereageerd op de mails van de gecertificeerde instelling. Het is noodzakelijk voor [naam02] dat onderzocht kan worden waar hij staat in zijn ontwikkeling en welke hulp en ondersteuning hij nodig heeft om het verleden te verwerken en zich verder te kunnen ontwikkelen, zodat de juiste hulpverlening ingezet kan worden en hij op enig moment kan doorstromen naar het regulier onderwijs. Ter zitting licht de gecertificeerde instelling toe dat de schriftelijke aanwijzing – en de gewenste bekrachtiging daarvan – niet ziet op een medische behandeling waarvoor vervangende toestemming aan de rechtbank verzocht zou moeten worden. Het gaat om diagnostisch onderzoek, waarbij gekeken wordt naar het IQ van [naam02] zodat zijn niveau van functioneren duidelijk wordt. De psychomotorische therapie heeft hij nodig voor zijn lijf.
Ten aanzien van de ID-kaarten is de gecertificeerde instelling van mening dat de ID-kaarten horen bij de ouder waar de kinderen verblijven. De kinderen verblijven bij de vader, terwijl de ID-kaarten bij de moeder zijn. Als gevolg hiervan kan de vader de kinderen niet identificeren. Dit kan tot problemen leiden bij aanmeldingen voor bijvoorbeeld een medische behandeling of activiteiten. Om deze redenen is van belang dat de moeder meewerkt aan de schriftelijke aanwijzing.
De gecertificeerde instelling verzoekt de moeder te veroordelen tot betaling van een geldsom van € 25 ,- voor elke dag dat zij niet aan de schriftelijke aanwijzing voldoet, omdat zij tot nu toe geen enkele schriftelijke aanwijzing heeft opgevolgd en weigert het gesprek met de gecertificeerde instelling aan te gaan. De dwangsom zal geen negatieve gevolgen hebben voor de kinderen, omdat zij bij de vader verblijven die momenteel alles voor hen bekostigt. Eventuele stress van de moeder zullen de kinderen ook niet meekrijgen, omdat de moeder al sinds mei 2023 geen gebruik maakt van de bezoekmomenten met de kinderen.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder stelt dat het verzoek van de gecertificeerde instelling primair niet ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel afgewezen moet worden. De gecertificeerde instelling verzoekt namelijk met de bekrachtiging in feite om toestemming voor een medische behandeling van [naam02] . De schriftelijke aanwijzing is niet de juiste weg om dit te verzoeken. Hiervoor zal aan de rechtbank vervangende toestemming moeten worden gevraagd. De inhoudelijke bezwaren van de moeder tegen de schriftelijke aanwijzing zien op het feit dat zij nergens bij wordt betrokken. Zij ziet haar kinderen niet en wil met de gecertificeerde instelling aan tafel om te kijken hoe het contact weer hersteld kan worden. De moeder zal graag dit eerste gesprek via een videoverbinding laten plaatsvinden omdat zij fysiek en mentaal op is, waardoor een fysieke afspraak met de gecertificeerde instelling te zwaar voor haar is. Ondanks dat de moeder stelt dat op juridische gronden de schriftelijke aanwijzing niet ontvankelijk dan wel afgewezen moet worden, vindt de moeder het wel belangrijk dat het medisch en psychisch goed gaat met de kinderen. Zij zal dan ook alsnog toestemming verlenen voor het diagnostisch onderzoek en de psychomotorische therapie. Ten aanzien van de ID-kaarten van de kinderen heeft de moeder nog wel de hiervoor al reeds genoemde inhoudelijke bezwaren. Zij heeft geen vertrouwen in de gecertificeerde instelling, zij ziet haar kinderen niet en weet niet hoe het met ze gaat. Zij vindt het niet verstandig om de ID-kaarten af te geven en ziet hiervoor ook geen noodzaak.

Beoordeling

Op grond van artike1:265 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gecertificeerde instelling verzoeken om een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen door de kinderrechter. De schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling ziet op het verlenen van toestemming en medewerking door de moeder voor diagnostisch onderzoek en psychomotorische therapie voor [naam02] en tot het afgeven van de ID-kaarten van [naam01] en [naam02] aan de ouder met het gezag waar de kinderen verblijven.
De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek betrekking heeft op een medische behandeling, waarvoor vervangende toestemming gevraagd zou moeten worden aan de rechtbank en bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing niet de juiste weg is. Zij volgt daarin de vaste rechtspraak. [1] Daarbij is van belang dat de bijzondere procedure voor het verkrijgen van vervangende toestemming voor een medische behandeling (artikel 1:265h BW) een ruimere rechtsbescherming kent dan bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing op grond van artikel 1:263 BW waartegen geen hoger beroep mogelijk is. Om die reden zal – met een ruime interpretatie van het begrip medische behandeling – de procedure van artikel 1:265h BW gevolgd moeten worden wanneer in feite sprake is van een verzoek om vervangende toestemming, juist in verband met die rechtsbescherming. In dit geval wordt in eerste instantie gevraagd om diagnostisch onderzoek. Onder omstandigheden kan hierbij volstaan worden met een schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter is echter van oordeel dat dit diagnostisch onderzoek in dit geval ook als medische behandeling moet worden gekwalificeerd, te meer daar tegelijkertijd om een onmiskenbaar medische behandeling wordt verzocht, namelijk psychomotorische therapie. Daar komt bij dat het doel van het diagnostisch onderzoek is dat passende behandeling dan wel hulpverlening zal worden ingezet. Dit leidt tot het oordeel dat de schriftelijke aanwijzing – die slechts in geheel en niet gedeeltelijk al dan niet kan worden bekrachtigd – betrekking heeft op het verkrijgen van toestemming voor een medische behandeling waarvoor de procedure van vervangende toestemming op grond van artikel 1:265h de aangewezen weg is. [2] De kinderrechter is daarom van oordeel dat het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing op formele gronden afgewezen dient te worden.
Dit betekent niet dat de beschreven behandeling en diagnostisch onderzoek niet noodzakelijk zijn voor [naam02] . Het is goed dat de moeder ter zitting alsnog het gesprek hierover is aangegaan. Duidelijk is dat zij het erg moeilijk heeft met de situatie waarin zij verkeert. Juist daarom vindt de kinderrechter het zeer positief dat de moeder in staat is het belang van [naam02] voorop te stellen. Zij heeft alsnog op de zitting haar toestemming verleend voor het diagnostisch onderzoek en de psychomotorische therapie voor [naam02] . Daarbij heeft de gecertificeerde instelling toegezegd met de moeder en haar advocaat in gesprek te gaan over het vervolg van de omgang tussen de kinderen en de moeder. De kinderrechter hoopt dat het onderzoek en de behandeling van [naam02] nu spoedig kunnen starten.
Ten aanzien van het afgeven van de ID-kaarten overweegt de kinderrechter als volgt. Het is belangrijk dat de ID-kaarten op de plek zijn waar de kinderen verblijven, omdat het in het belang is van de kinderen dat de vader hen kan identificeren. Het is echter niet mogelijk om een schriftelijke aanwijzing deels te bekrachtigen. De kinderrechter is daarom genoodzaakt om de bekrachtiging van de gehele schriftelijke aanwijzing af te wijzen. De gecertificeerde instelling kan wel een nieuwe schriftelijke aanwijzing geven gericht op het afgeven van de ID-kaarten. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de moeder de eerste stap die zij heeft gezet tijdens de zitting voortgang laat vinden door ook met de gecertificeerde instelling in gesprek te gaan over het afgeven van de ID-kaarten. De kinderrechter heeft ter zitting gezien dat de moeder goed in staat is om haar verantwoordelijkheid te nemen en de vraag wat goed is voor de kinderen voorop te stellen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 26 september 2023.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 november 2023.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 9 maart 2017 ECLI:NL:GHARL:2017:1990, Rechtbank Den Haag 4 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8119, Rechtbank Zeeland-West-Brabant ECLI:NL:RBZWB:2023:4505, Rechtbank Den Haag 6 juli 2020 ECLI:NL:RBDHA:2020:6372 & Rechtbank Den Haag 3 augustus 2023 ECLI:NL:RBDHA:2023:11737.
2.Zie ook, Hoge Raad 25 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:1003, NJ 2021/274 m.nt. S.F.M. Wortmann.