ECLI:NL:RBDHA:2023:19460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.12032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, een Syrische vrouw die in Nederland internationale bescherming heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 2 juni 2023 werd toegewezen in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Bulgarije in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, maar dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er redenen zijn om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. Eiseres heeft aangevoerd dat er in Bulgarije pushbacks plaatsvinden en dat er een gebrek aan opvangplaatsen is, maar de rechtbank oordeelt dat de Afdeling in eerdere uitspraken heeft bevestigd dat Dublinterugkeerders in Bulgarije geen reëel risico lopen op dergelijke situaties. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op artikel 9 van de Dublinverordening, omdat zij getrouwd is met een man die in Nederland internationale bescherming geniet, maar de rechtbank oordeelt dat dit artikel niet van toepassing is op haar situatie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12032

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Met het besluit van 19 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en daarbij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om het beroep in Nederland te mogen afwachten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 2 juni 2023 toegewezen [1] in afwachting van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije.
De Afdeling heeft op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan, [2] waarna onderhavige zaak op zitting is geplaatst.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, J. Bourik als tolk, en de gemachtigde van verweerder.
De voorzitter heeft het onderzoek ter zitting geschorst, in afwachting van nadere informatie en stukken over het gestelde huwelijk van eiseres en heeft partijen de mogelijkheid geboden om op de ingebrachte documenten te reageren. Op 1 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Zij heeft op 12 oktober 2022 in Nederland een verzoek om internationale bescherming ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiseres eerder, op 17 augustus 2022, in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
2. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, de Dublinverordening. [3] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland op 24 november 2022 bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek. Op basis van dit fictieve claimakkoord wil verweerder eiseres overdragen aan Bulgarije.
Gronden van beroep
3. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zij stelt dat uit de AIDA-rapportages volgt dat er in Bulgarije pushbacks voorkomen. Met het oog op de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kunnen er daarom geen Dublinclaimanten aan Bulgarije worden overgedragen. Daarnaast is er geen zekerheid is dat eiseres zal worden opgevangen aangezien Bulgarije kampt met een gebrek aan opvangplaatsen. [4] Zij wijst in dit verband op divergentie tussen verschillende zittingsplaatsen. Daarnaast doet zij een beroep op artikel 9 van de Dublinverordening omdat zij getrouwd is en haar echtgenoot in Nederland een asielvergunning heeft gekregen.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Het staat vast dat Bulgarije in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres. Verweerder mag in zijn algemeenheid uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije. De Afdeling heeft dit uitgangspunt in haar uitspraken van 16 augustus 2023 bevestigd. [5] Het ligt daarom op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat niet (langer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hierbij geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [6]
5. De door eiseres aangehaalde rechtspraak dateert van vóór de uitspraken van de Afdeling van 16 augustus 2023. In die uitspraken heeft de Afdeling vastgesteld dat, op basis van de beschikbare informatie, Dublinterugkeerders in Bulgarije geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. Ook heeft de Afdeling geoordeeld dat de prejudiciële vragen over de (on-)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel [7] niet hoeven worden afgewacht. Ten slotte heeft de Afdeling vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Bulgarije geen toegang tot opvang hebben.
6. Hetgeen door eiseres is aangevoerd is voor de rechtbank geen reden om tot een ander oordeel te komen. Eiseres is er daarom niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in het algemeen of in haar geval in het bijzonder, niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije kan worden uitgegaan.
Gezinslid met internationale bescherming
7. In het aanmeldgehoor op 12 oktober 2023 heeft eiseres verklaard dat zij (niet officieel, maar feitelijk) is gescheiden van haar echtgenoot, die in Nederland woont. Tijdens het Dublingehoor op 25 maart 2023 heeft zij verklaard dat zij alleenstaand is en dat ze “tot ongeveer een jaar geleden” getrouwd is geweest. Op 9 november 2023, dus daags voor de zitting, heeft eiseres via haar gemachtigde laten weten dat de relatie met haar echtgenoot is hersteld. Het huwelijk is formeel steeds in stand gebleven. Op 13 november heeft eiseres twee verklaringen, van haarzelf en van haar echtgenoot, aan het dossier toegevoegd. Uit die verklaringen blijkt dat de echtelieden hun huwelijk in Nederland willen voortzetten.
8. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij geen aanleiding ziet de aanvraag op grond van artikel 9 van de Dublinverordening aan zich te trekken, omdat eiseres de gestelde huwelijksrelatie met een in Nederland verblijvende man niet heeft aangetoond.
9. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen gelegenheid te geven na te gaan of het gestelde huwelijk is gedocumenteerd. Op basis van de documenten die verweerder heeft aangetroffen in het dossier van de echtgenoot, heeft verweerder aangenomen dat eiseres inderdaad getrouwd is met een man die in Nederland internationale bescherming geniet.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich vervolgens echter terecht op het standpunt gesteld dat eiseres dan nog steeds geen beroep kan doen op artikel 9 van de Dublinverordening omdat dit artikel is opgenomen in hoofdstuk III van de verordening en dit hoofdstuk niet van toepassing is op de situatie van eiseres. Zij verwijst ter onderbouwing naar het arrest van het Hof van Justitie van de EU, in de gevoegde zaken C-582/17 en C-583/17. [8] Uit dit arrest volgt dat, indien er sprake is van een terugnameverzoek in het kader van de Dublinverordening, de criteria voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat in hoofdstuk III van de Verordening geen toepassing vinden. Op deze hoofdregel bestaat een uitzondering op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Dit is het geval als een vreemdeling zijn asielverzoek in de ene lidstaat (impliciet) intrekt, terwijl daar de procedure tot het vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat nog niet is afgerond.
11. Eiseres heeft in Bulgarije asiel aangevraagd en de uitgaande Dublinclaim is dan ook gebaseerd op artikel 18, eerste lid, onder b van de Dublinverordening. Dit betekent dat er dus wordt verzocht om terugname op grond van een in Bulgarije aanhangig zijnde asielaanvraag. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij haar asielaanvraag in Bulgarije heeft ingetrokken voordat de procedure in Bulgarije tot vaststelling van de op grond van de Dublinverordening voor die aanvraag verantwoordelijke lidstaat was afgerond. De rechtbank betrekt daarbij dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor niet heeft verklaard dat zij haar asielaanvraag heeft ingetrokken. Het vertrek van eiseres uit Bulgarije leidt ook niet automatisch tot de conclusie dat zij haar asielverzoek in dat land impliciet heeft ingetrokken. De uitzondering van artikel 20, vijfde lid van de Dublinverordening is daarom niet op eiseres van toepassing. Het staat daarom vast dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek van eiseres om internationale bescherming.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Verordening (EU) nr. 604/2013 van 26 juni 2013.
4.Asylum Information Database, Update 2022, gepubliceerd in maart 2023.
6.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).
7.Prejudiciële vragen van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, van 15 juni 2022.
8.Arrest van 2 april 2019, ECLI:EU:C:2019:280, nader uitgewerkt en toegelicht door de Afdeling in de uitspraak van 31 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3672.