In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 19 september 2022 beoordeeld. Eiser, een Iraakse asielzoeker, was het niet eens met de vastgestelde eigen bijdrage van € 4.940,10 voor zijn opvangkosten. De rechtbank heeft op 28 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.C. van den Berg, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. R. Radema en een andere jurist.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser voerde aan dat de Reba-regeling geen wettelijke grondslag heeft en dat zijn zienswijze niet in de besluitvorming is betrokken. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit, hoewel genomen door een onbevoegd persoon, is bekrachtigd door een jurist van het COA, waardoor eiser niet benadeeld is. De rechtbank stelt vast dat de Reba-regeling wel degelijk een wettelijke basis heeft en dat de zienswijze van eiser niet is meegenomen omdat deze naar een verkeerd adres is gestuurd.
De rechtbank oordeelt verder dat de dwangsom die aan eiser is toegekend, niet als immateriële schadevergoeding kan worden beschouwd en dat de eigen bijdrage naar draagkracht moet worden vastgesteld. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat hij geen draagkracht heeft en de rechtbank wijst erop dat hij op de hoogte was van de verplichting tot betaling van een eigen bijdrage. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat de proceskosten voor een deel voor rekening van verweerder komen, omdat er een bevoegdheidsgebrek was bij het nemen van het besluit. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten.