8.1De rechtbank stelt vast dat de leeftijd van eiser onderwerp van geschil is geweest in de Dublinprocedure. In die procedure is deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, in de uitspraak van 2 juni 2020 gemotiveerd tot het oordeel gekomen dat eiser meerderjarig is.4 Die uitspraak staat in rechte vast en daarom mag verweerder hiervan uitgaan. Eisers beroepsgrond, onder verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Den Bosch, dat verweerder hier niet van mag uitgaan, volgt de rechtbank niet. In die zaak ging het om een andere situatie, waarbij de betreffende vreemdeling in Italië geregistreerd stond met twee verschillende geboortedata. Daarnaast had de vreemdeling volgens de rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, een plausibele verklaring gegeven voor één van die leeftijdsregistraties en had de vreemdeling indicatief bewijs in de vorm van een kopie van een doopakte overgelegd. Eiser daarentegen staat in Spanje alleen geregistreerd als meerderjarige, heeft geen enkele plausibele verklaring gegeven voor een onjuiste leeftijdsregistratie in Spanje en heeft geen enkel (indicatief) document overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde leeftijd.
De rechtbank ziet ook verder niet hoe en waarom de beoordeling van de leeftijd van eiser in deze procedure een andere zou moeten zijn dan in de Dublinprocedure, nu er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden. Eiser heeft nog steeds geen enkel document overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde leeftijd, of iets anders overgelegd of aangevoerd waardoor er twijfel moet ontstaan aan de registratie in Spanje en de beoordeling van de AVIM. De
4 NL20.2761 (niet gepubliceerd)
beroepsgrond slaagt niet.
Gesteld overlijden van eisers vader
9. Eiser voert aan dat hij eerder afdoende heeft gereageerd op het door verweerder in het tweede voornemen genoemde ontbreken van documenten ten aanzien van het overlijden van eisers vader en de aan eiser tegengeworpen algemene landeninformatie. Omdat verweerder daar geen nadere reactie op heeft gegeven, volstaat eiser met een verwijzing naar hetgeen eerder is aangevoerd en de constatering dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door daar niet op te reageren.
10. De rechtbank stelt voorop dat in beroep het bestreden besluit ter toetsing voorligt. Verweerder heeft in het bestreden besluit gereageerd op wat eiser in de tweede zienswijze heeft aangevoerd
.Als eiser meent dat verweerder daar niet of niet voldoende op in is gegaan, ligt het op de weg van eiser om dat concreet in de beroepsgronden aan te geven. Dat heeft eiser niet gedaan. Deze grond slaagt niet.
11. Eiser voert over de door verweerder gestelde wisselende verklaringen van eiser rond het overlijden van zijn vader aan, dat hij niet anders kan dan ontkennen dat hij niet over kogels gesproken heeft. Het is heel goed mogelijk dat de woorden voor granaat en kogel op elkaar lijken of dat er op een andere wijze een vergissing is gemaakt bij de vertaling. Misschien dat de woorden voor granaat en kogels multi-interpretabel zijn. Onduidelijk is daarom waarom de door eiser zelf daarop gemaakte correctie niet door verweerder gevolgd zou moeten worden Aangezien eiser niet kan vaststellen waar de verwarring vandaan is gekomen, van de vertaler, van de ambtenaar of op een andere manier, kan hij dit ook niet uitleggen. De verwachting dat eiser dit wel zou moeten kunnen, is onzinnig. Daar komt bij dat ook beëdigde tolken, voor zover daarvan daadwerkelijk gebruik is gemaakt, fouten maken. Het is niet voor niets dat er regelmatig correcties en aanvullingen gemaakt moeten worden.
12. De rechtbank overweegt dat eiser de gestelde dood van zijn vader niet met bewijsmiddelen aannemelijk heeft gemaakt, zodat verweerder conform Werkinstructie 2014/10 de verklaringen van eiser heeft getoetst. In het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat bij het incident militairen een meisje met een gasfles hadden geraakt en dat ze op de grond was gevallen. In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat een van de mensen geraakt was door kogels van de politie. Later in datzelfde gehoor verklaart eiser dat het om een meisje ging. Verweerder stelt hierover niet ten onrechte dat eiser niet in staat is uit te leggen waarom zijn verklaringen niet overeen komen. Ook stelt verweerder niet ten onrechte dat als eiser meent dat er een fout is gemaakt in de vertaling hij dat moet kunnen onderbouwen. Dat de tolk twee keer aangaf dat eiser te snel sprak, zoals eiser ter zitting nog naar voren bracht, heeft verweerder ook niet een afdoende verklaring hoeven vinden, omdat dit geen (volledige) verklaring is voor de geconstateerde afwijkingen en bovendien pas in een laat stadium wordt geponeerd.
Verweerder heeft op grond hiervan terecht geconcludeerd dat eiser op dit punt tegenstrijdig heeft verklaard en dat dat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Verder overweegt de rechtbank nog dat verweerder de ongeloofwaardigheid van de dood van eisers vader niet alleen heeft gebaseerd op deze wisselende verklaring over een gasfles/kogels.
Verweerder heeft bij zijn conclusie dat hij de dood van eisers vader als gevolg van politieoptreden bij demonstraties op 12 maart 2019 ongeloofwaardig acht, ook betrokken dat uit openbare bronnen blijkt dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig zijn met algemene
openbare landeninformatie en dat het bevreemding wekt dat eisers vader naar een ziekenhuis wordt gebracht dat tien kilometer verderop ligt, terwijl er in een straal van 2 kilometer rond het huis van eiser meerdere ziekenhuizen/doktersposten zijn. De grond slaagt niet.
Het gestelde incident bij eisers oom
13. Eiser voert aan dat verweerder weliswaar stelt dat dat wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd over de oom al “eerder in het besluit is geadresseerd”, maar dat eiser die eerdere adressering niet is tegengekomen. Verder voert eiser aan dat als verweerder de beoordeling van het incident met de oom uitsluitend afhankelijk heeft gemaakt van de beoordeling van de dood van eisers vader, dit niet juist is. Iedere gebeurtenis moet op de eigen merites beoordeeld worden. De beoordeling van de geloofwaardigheid zou in dat geval niet zorgvuldig, want niet volledig zijn en er zou sprake zijn van een motiveringsgebrek.
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder het incident met de oom in het bestreden besluit heeft besproken en daarbij is ingegaan op de zienswijze van eiser. Het gaat dan om wisselende verklaringen van eiser over wie er in het huis woonde van de oom, de frequentie van het slaan door de oom en de aannemelijkheid dat de moeder van eiser gearresteerd is of zal worden voor dat wat eiser heeft gedaan (p.7 van het bestreden besluit). De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de beoordeling van het incident bij eisers oom niet uitsluitend afhankelijk heeft gemaakt van de beoordeling van de dood van eisers vader, maar dat verweerder ook de verklaringen van eiser over de periode na het gestelde overlijden van zijn vader en het verblijf op de Koranschool heeft betrokken. Dat is geen onjuiste manier van beoordelen. Deze grond slaagt daarom niet.
Eisers gestelde politieke overtuiging
15. Eiser voert aan dat verweerder een onjuist toetsingskader toepast door te stellen dat in het geval van politieke vervolging moet worden beoordeeld of sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Eiser vervolgt met te stellen dat hij volstaat met deze vaststelling en voor het overige verwijst naar de zienswijzen.
16. De rechtbank overweegt dat verweerder, conform de rechtspraak van de ABRvS, beoordeeld heeft of de activiteiten van eiser voortkomen uit een fundamentele politieke overtuiging.5 Eiser onderbouwt niet waarom verweerder een onjuist toetsingskader toepast. Een verwijzing naar de zienswijze, waar verweerder in het bestreden besluit al inhoudelijk op heeft gereageerd, volstaat niet als onderbouwing. Deze grond slaagt niet.