Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
de rechtbank begrijpt: gehoor). Daarin heeft eiser aangegeven een vriendin te hebben in Malta en daar ook mee samen te wonen. Bovendien heeft eiser verklaard broers en zussen te hebben in Griekenland en Italië. Omdat deze omstandigheden aanknopingspunten geven voor een familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, had er een belangenafweging in het kader van die bepaling dienen plaats te vinden. Het bestreden besluit 1 geeft hier geen blijk van. De enkele verwijzing naar het gehoor voorafgaand aan het opleggen van een inreisverbod is hiervoor onvoldoende omdat in het rapport gehoor geen belangenafweging wordt gemaakt. Het bestreden besluit 1 kent in zoverre een motiveringsgebrek. De nadere motivering van de staatssecretaris op zitting waarin hij aangeeft dat hij geen reden ziet om af te zien van het inreisverbod omdat eiser geen verblijfsrecht heeft in Malta, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het hiervoor vastgestelde gebrek te helen. Indien aan eiser geen inreisverbod wordt opgelegd, mag hij namelijk op grond van zijn geldige Albanese paspoort 90 dagen binnen 180 dagen in het Schengengebied verblijven en daarbij ook bij zijn vriendin in Malta. [3] Een kenbare belangenafweging ten aanzien van de overige familieleden van eiser die in Europa wonen ontbreekt. Omdat de staatssecretaris niet alle relevante belangen kenbaar bij de besluitvorming heeft betrokken, leidt dit tot een motiveringsgebrek. Het inreisverbod is dan ook in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen. De rechtbank ziet aanleiding het beroep tegen het inreisverbod gegrond te verklaren en het inreisverbod te vernietigen.
onder 6.1.
21 juli 2022. [5] De omstandigheid dat het detentiecentrum in Rotterdam ook wordt gebruikt voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis en kortdurende gevangenisstraffen doet geen afbreuk aan het karakter van het detentiecentrum als speciale inrichting. [6] De rechtbank ziet in het betoog van eiser geen reden van deze rechtspraak af te wijken. Het betoog van eiser dat hij teveel zit opgesloten in zijn cel gaat over de feitelijke toepassing van het regime. Afgezien van het feit dat dit betoog niet is onderbouwd, staat hiervoor een andere rechtsgang open. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling van 10 december 2010. [7] De beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit ongegrond;
mr.S.M. Hampsink, griffier.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.