ECLI:NL:RBDHA:2023:322

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22/391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur; verzoek om documenten en informatie over werkzaamheden centrummanager

In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk. De zaak betreft een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser heeft verzocht om informatie over de werkzaamheden van de heer [A.] als centrummanager, relatiebeheerder economie en strategisch adviseur vastgoed in de periode van 2016 tot en met 2020. Verweerder heeft in eerste instantie informatie verstrekt, maar heeft geweigerd om bepaalde documenten, zoals salarisgegevens en loonstroken, openbaar te maken, en heeft enkele namen geanonimiseerd ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De rechtbank heeft op 20 januari 2023 uitspraak gedaan. Eiser heeft betoogd dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen aanvullende documenten zijn en dat de weigering om salarisgegevens te verstrekken onterecht was. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat er geen verdere documenten onder hem berusten en dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid in dit geval. Eiser is niet gehoord over zijn bezwaarschrift, maar de rechtbank oordeelt dat dit verzuim kan worden gepasseerd omdat eiser in beroep zijn standpunt heeft kunnen toelichten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder de proceskosten van eiser niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/391

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: F. van der Tempel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H. Norde).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om openbaarmaking van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gehonoreerd door inlichtingen te verschaffen.
Bij besluit van 9 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en het verzoek om openbaarmaking van eiser gehonoreerd door documenten te verstrekken.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 22 december 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook de heer [A]. was aanwezig.

Overwegingen

Welke informatie heeft eiser verzocht?
1. Eiser heeft verzocht om informatie en/of documenten over het werk, de functie en de taken die de heer [A]. in de jaren 2016 tot en met 2020 als centrummanager, relatiebeheerder economie en strategisch adviseur vastgoed heeft gedaan. Eiser heeft een opsomming van documenten gegeven waarvan hij meent dat verweerder daar over moet beschikken.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft in de eerste plaats inlichtingen verstrekt. De heer [A]. is in 2016 begonnen als centrummanager in opdracht van de Bodegraafse Ondernemersvereniging (BOV). De gemeente heeft aan de BOV een bijdrage geleverd in de kosten van het centrummanagement. Daarnaast heeft de heer [A]. in 2017 van de gemeente een opdracht gekregen op het terrein van relatiebeheer economie, die door de heer [A]. direct aan de gemeente werd gefactureerd. De heer [A]. is per 1 januari 2018 in dienst van de gemeente gekomen binnen het team relatiebeheer economie. Verder heeft verweerder 19 documenten verstrekt aan eiser. Voor het overige beschikt verweerder niet over documenten die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. Verweerder heeft personen geanonimiseerd vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. [1] Daarnaast heeft verweerder de loonstroken en salarisgegevens van de heer [A]. niet verstrekt vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt in de kern dat het redelijkerwijs niet mogelijk is dat verweerder niet over meer documenten beschikt dan hij heeft verstrekt. Verweerder is bij het bestreden besluit niet ingegaan op de documenten die eiser in zijn verzoek heeft opgesomd. Ook is niet uiteengezet op welke wijze verweerder naar documenten heeft gezocht. Ten onrechte is geweigerd de loonstroken en salarisgegevens van de heer [A]. te verstrekken en in twee documenten heeft verweerder ten onrechte personen geanonimiseerd. Tenslotte vindt eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord over zijn bezwaarschrift.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn gronden in het beroepschrift zeer uitvoerig uiteen heeft gezet. Uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de rechtbank in haar uitspraak niet op alle aangevoerde argumenten afzonderlijk in hoeft te gaan. De rechtbank moet wel alle argumenten bezien, maar mag zich in de uitspraak beperken tot de kern van de door eiser naar voren gebrachte gronden. [2]
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [3]
Centrummanager
6.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder een advies aan het college over de aan de BOV te betalen bijdrage voor de inhuur van de centrummanager, de daarop volgende brief aan de BOV, een factuur van de BOV, het kostenoverzicht met betrekking tot centrummanagement en een mailwisseling heeft verstrekt. De rechtbank acht het niet ongeloofwaardig dat verweerder niet over meer documenten beschikt. De reden daarvoor is dat de heer [A]. zijn werkzaamheden als centrummanager niet in opdracht van de gemeente heeft verricht, maar in opdracht van de BOV. Eiser heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat een specifiek document desondanks toch onder verweerder berust. Overigens heeft de hoogste bestuursrechter over twee eerdere Wob-verzoeken van eiser die, met een andere reikwijdte, eveneens betrekking hadden op het centrummanagement, geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder nog over documenten zou beschikken die hij niet heeft verstrekt. [4]
6.2
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder ten onrechte namen heeft geanonimiseerd in de factuur van de BOV en in de mailwisseling. De rechtbank heeft kennis genomen van deze documenten. [5] De geanonimiseerde personen zijn geen medewerkers die uit hoofde van hun functie in de openbaarheid treden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het belang van de openbaarheid zwaarder moet wegen dan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van deze personen. [6]
Relatiebeheer economie
7. Verweerder heeft een voorstel voor het uitvoeren van de door de gemeente verzochte werkzaamheden op het gebied van relatiebeheer, een door het college ondertekend exemplaar van dit voorstel, de door de heer [A]. ingediende facturen voor de uitvoering van deze werkzaamheden en een crediteurenoverzicht verstrekt. De rechtbank acht het niet ongeloofwaardig dat verweerder niet over meer documenten beschikt, aangezien de heer [A]. deze werkzaamheden als externe heeft verricht. Eiser heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat een specifiek document desondanks toch onder verweerder berust.
Strategisch adviseur vastgoed
8.1
Verweerder heeft tot slot het aanstellingsbesluit in het team relatiebeheer economie per 1 januari 2018 van de heer [A]. en zijn loonstroken aangetroffen. De rechtbank acht het niet ongeloofwaardig dat verweerder niet over meer documenten beschikt. Verweerder heeft toegelicht dat de heer [A]. nooit in de functie van strategisch adviseur vastgoed is aangesteld en er van deze functie ook geen functieomschrijving bestaat. Eiser heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat een specifiek document desondanks toch onder verweerder berust.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geweigerd het salaris van de heer [A]. in het aanstellingsbesluit en de loonstroken openbaar te maken. Salarisgegevens die aan een individuele functionaris zijn te relateren, zijn gegevens die onder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vallen. [7] Verweerder heeft het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van openbaarheid van deze gegevens. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die met zich brengen dat het belang van openbaarheid van deze gegevens zwaarder moet wegen.
Overige documenten
9. De rechtbank is van oordeel dat eiser ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nog documenten onder verweerder berusten die nog niet zijn verstrekt. Eiser heeft er op gewezen dat verweerder in de verdagingsbrief van 2 juni 2021 heeft vermeld dat extern advies over het verzoek van eiser zou worden ingewonnen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de door verweerder geboden verklaring dat dit advies een advies van de advocaat van verweerder is en dat deze mondeling is verstrekt. Daarnaast heeft eiser er op gewezen dat hij geen inzicht heeft gekregen in de door de heer [A]. gegeven zienswijze. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de door verweerder ter zitting gegeven verklaring dat ook deze zienswijze mondeling is gegeven.
Hoorplicht
10. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord over zijn bezwaarschrift. De rechtbank ziet echter aanleiding dit verzuim te passeren, omdat eiser in beroep alsnog in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt naar voren te brengen en niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. [8]
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob.
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2053).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:848).
4.Zie de uitspraken van de ABRvS van 14 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:774) en 19 oktober 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3027).
5.Onder toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.Zie de uitspraak van de ABRvS van 25 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3253).
7.Zie de uitspraak van de ABRvS van 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3788).
8.Zie de uitspraak van de ABRvS van 25 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2803).