ECLI:NL:RBDHA:2023:4838
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijke lidstaat werd aangewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de opvangvoorzieningen in Italië en dat er sprake is van structurele tekortkomingen die zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in gevaar brengen.
De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door geen onderzoek te verrichten naar de actuele situatie in Italië. De rechtbank wijst erop dat er sinds 5 december 2022 geen overdrachten naar Italië plaatsvinden en dat er geen duidelijkheid is over de reden van de opschorting. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de huidige situatie in Italië in acht moet worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.