In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Dublin-overdracht van een Syrische eiser naar Italië. De eiser had op 30 april 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid weigerde de aanvraag in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-verordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de opvang- en asielvoorzieningen in Italië niet voldoen aan de minimumeisen van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Hij voerde aan dat individuele garanties op opvang bij de Italiaanse autoriteiten moesten worden bedongen, maar de rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een bijzonder kwetsbaar persoon was en dat er geen grond was voor het bedingen van individuele garanties. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de zorg voor asielzoekers in Italië. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de staatssecretaris in stand bleef. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.