ECLI:NL:RBDHA:2023:6867
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, die een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag niet in behandeling hoefde te nemen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres had aangevoerd dat Duitsland verantwoordelijk was op grond van artikel 10 van de Dublinverordening, maar de rechtbank stelde vast dat er sprake was van terugname en niet van overname, waardoor deze beroepsgrond niet slaagde. Ook het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat in de Dublinprocedure niet aan artikel 8 wordt getoetst. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat verweerder niet langer mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. De rechtbank concludeerde dat er geen noodzaak was voor een aanvullend claimakkoord van Spanje met betrekking tot de pasgeboren dochter van eiseres. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.