ECLI:NL:RBDHA:2023:762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL23.873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, had op 15 december 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft op 16 januari 2023 het onderzoek gesloten. Eiser heeft echter na het sluiten van het onderzoek beroepsgronden ingediend, die te laat bleken te zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn beroepsgronden niet tijdig heeft ingediend, maar heeft deze desondanks in de beoordeling betrokken. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkte aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend handelde. De rechtbank concludeerde dat het tijdsverloop van één maand niet voldoende was om te concluderen dat verweerder niet voortvarend handelde. Eiser stelde ook dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet en verwees naar een eerdere uitspraak waarin was geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om een lichter middel op te leggen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.873

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 15 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 16 januari 2023 het onderzoek gesloten.
Eiser heeft na het sluiten van het onderzoek beroepsgronden ingediend.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Toetsingskader
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [1] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Tijdigheid beroepsgronden
3. Eiser is bij bericht van 11 januari 2023 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op de tweede volle werkdag, vóór 23:59 uur, beroepsgronden in te dienen, nadat verweerder het voortgangsrapport heeft toegevoegd aan het digitale dossier. In deze brief is eiser erop geattendeerd dat het mogelijk is dat verweerder het voortgangsrapport reeds aan het digitale dossier heeft toegevoegd.
4. Uit het digitale dossier is gebleken dat verweerder op 11 januari 2023 het voortgangsrapport heeft toegevoegd aan het digitale dossier. De rechtbank stelt vast dat eiser uiterlijk 13 januari 2023 beroepsgronden had moeten indienen. Nu eiser pas op 16 januari 2023, beroepsgronden heeft ingediend, stelt de rechtbank vast dat eiser deze beroepsgronden te laat heeft ingediend. Hoewel deze beroepsgronden te laat zijn ingediend, zal de rechtbank, ook gelet op de ambtshalve toets, deze alsnog betrekken bij de beoordeling van dit beroep.
Voortvarendheid
5. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Uit het voortgangsrapport volgt dat op 20 december 2022 een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en op 22 december 2022 een LP-aanvraag [2] is gedaan bij de Marokkaanse autoriteiten. Na deze handelingen heeft geen vertrekgesprek meer plaatsgevonden en zijn er geen andere updates gegeven door verweerder, aldus eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting. Dat verweerder sinds de LP-aanvraag geen vertrekgesprekken heeft gevoerd met eiser en de Marokkaanse autoriteiten verder niet heeft aangeschreven ten aanzien van die LP-aanvraag, maakt niet dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Ook het tijdsverloop van één maand is onvoldoende voor die conclusie. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
z
7. Tot slot voert eiser aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel nu hij heeft aangegeven zelfstandig Europa te willen verlaten, zodra hij in vrijheid wordt gesteld.
8. De rechtbank volgt eisers standpunt niet en verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 23 december 2022 waarin zij heeft geoordeeld dat verweerder niet gehouden was een lichter middel op te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing [3]
9. Ook ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp. Middelburg 23 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14246.
2.Laissez-passer.
3.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.