ECLI:NL:RBDHA:2024:10089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
NL23.8548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag in het kader van het jongvolwassenenbeleid en artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een jongvolwassen vrouw uit Syrië, had een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank behandelt de zaak op 12 april 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig zijn. De staatssecretaris had eerder, op 17 juni 2022, de aanvraag van de referente van eiseres afgewezen, en dit besluit werd in een later bezwaar opnieuw bevestigd.

De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris de aanvraag om een mvv terecht heeft afgewezen, met name in het licht van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. Eiseres betoogt dat zij onder het jongvolwassenenbeleid valt, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Eiseres is op het moment van de aanvraag al 28 jaar oud en had een zelfstandig gezin gevormd tijdens haar huwelijk, wat volgens de rechtbank betekent dat de gezinsband met haar moeder, de referente, is verbroken.

Daarnaast wordt er gekeken naar de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn tussen eiseres en referente. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, ondanks de emotionele en financiële banden. De staatssecretaris heeft de relevante omstandigheden in zijn beoordeling meegenomen, en de rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM niet nodig is, omdat er geen gezinsleven in de zin van dit artikel is vastgesteld. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen.
1.1.
Bij besluit van 17 juni 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van [naam] (referente) om aan eiseres een mvv te verlenen afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag om aan eiseres geen mvv te verlenen in het kader van artikel 8 van het EVRM terecht in stand heeft gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
5. Referente en eiseres zijn afkomstig uit Syrië. Eiseres is de dochter van referente. Eiseres is op negentienjarige leeftijd getrouwd en gaan wonen bij haar echtgenoot. Er waren veel problemen in het huwelijk waardoor zij regelmatig terug naar huis ging en daar een periode verbleef. Ze heeft met haar ex-partner een kind gekregen maar dit is overleden. Eiseres is na een huwelijk van tien jaar in 2019 gescheiden en weer bij haar ouders gaan wonen. In september 2019 is referente uit Syrië vertrokken naar Nederland. Bij besluit van 8 december 2020 heeft de staatssecretaris haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Vervolgens heeft referente nareisaanvragen ingediend voor haar andere gezinsleden. Deze zijn ingewilligd. Ook is een nareisaanvraag voor eiseres gedaan, maar deze is afgewezen en zowel het bezwaar als het beroep zijn ongegrond verklaard. Deze zaak ligt nu voor in hoger beroep. Hangende deze procedure is een nieuwe mvv-aanvraag ingediend op grond van artikel 8 van het EVRM.
6. Hieruit volgt dat een meerderjarig kind herenigt wil worden met haar moeder. In principe worden meerderjarige kinderen niet op deze grond herenigt tenzij wordt voldaan aan het jongvolwassenenbeleid of er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid en de belangenafweging in dat geval in het voordeel van eiseres uitvalt. Eiseres betoogt dat zij een jongvolwassene is die valt onder het genoemde jongvolwassenenbeleid. Voor zover wordt geoordeeld dat dit niet zo is, is er sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid en moet de belangenafweging in het voordeel van eiseres uitvallen.
Valt eiseres onder het jongvolwassenenbeleid?
7. In paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat:
“(…) De IND neemt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties).
De IND neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:
Jongvolwassen is;
met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
geen zelfstandig gezin heeft gevormd.”
Deze vereisten gelden cumulatief.
7.1.
Het peilmoment voor het jongvolwassenenbeleid is het moment van binnenkomst van de ouder in Nederland, in dit geval 15 september 2019. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres op dat moment niet als jongvolwassene in de zin van het beleid kon worden aangemerkt. Ten eerste was zij op dat moment al 28 jaar. De staatssecretaris hanteert weliswaar geen duidelijke leeftijdsgrens maar in beginsel worden kinderen tot ongeveer 25 jaar oud als jongvolwassene aangemerkt. Verder was de feitelijke band van eiseres met haar ouders verbroken na haar huwelijk. Hierdoor wordt volgens de staatssecretaris niet voldaan aan de in het beleid geformuleerde cumulatieve voorwaarden. In dit kader verwijst de staatssecretaris ook naar de uitspraak van deze rechtbank van 3 februari 2023 [1] waarin de zaak van de aanvraag van eiseres om een mvv op grond van nareis is behandeld. Daarin is ook geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres gedurende haar huwelijk en daarna financieel afhankelijk was van referente. De staatssecretaris heeft anders dan eiseres stelt in het bestreden besluit alle persoonlijke feiten en omstandigheden zoals vermeld in het beleid [2] , zoals de omstandigheden van het huwelijk van eiseres, de mishandelingen door haar ex-partner en het verlies van haar zoon meegewogen in de beoordeling. De belangenafweging van artikel 8 van het EVRM voldoet aan artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Er is geen sprake van gezinsleven en daarom valt eiseres niet onder de Gezinsherenigingsrichtlijn.
7.2.
Eiseres heeft in bezwaar al aangevoerd dat gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 april 2022 [3] de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat de vreemdeling geen jongvolwassene is alleen omdat zij op het peilmoment ouder was dan ongeveer 25 jaar. Door de staatssecretaris is onvoldoende onderkend dat het aangaan van een huwelijk niet altijd zonder meer kan betekenen dat de oorspronkelijke gezinsband is verbroken. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 19 juli 2021. [4] Er is door de staatssecretaris onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere specifieke omstandigheden van eiseres omtrent haar huwelijk, de dwang en het geweld dat door haar man werd uitgeoefend en dat zij na de eerste twee maanden van haar huwelijk vrijwel altijd bij haar ouders heeft gewoond. Daarnaast ziet eiseres niet in dat de verklaringen omtrent de financiële afhankelijkheid van haar ouders niet voldoende en overtuigend zijn. Het gaat om de feitelijk situatie die zich in de praktijk heeft ontwikkeld. Gelet hierop is er geen sprake van verbreking dan wel is er sprake van herstel van het gezinsleven van referente.
Er is altijd een mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden af te wijken van het beleid als de bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Eiseres voert aan dat artikel 17 van de Gezinsherenigingrichtlijn van toepassing is en dat om die reden getoetst moet worden of de regel in het individuele geval evenredig uitpakt.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet valt onder het jongvolwassenenbeleid. Daargelaten of het aangaan van een huwelijk betekent dat de gezinsband definitief is verbroken en niet kan worden hersteld en dat eiseres ouder is dan 25 jaar is de rechtbank van oordeel dat eiseres gelet op de aard, duur en omvang van haar huwelijk een zelfstandig gezin heeft gevormd. Er was een huwelijk voor de duur van 10 jaar waarbij ze ook samen hebben gewoond en een kindje hebben gekregen. Dat dit een moeizaam huwelijk was en dat eiseres tussendoor ook bij haar ouders verbleef doet daar niet aan af. De door eiseres aangehaalde uitspraak van zittingsplaats Roermond van 19 juli 2021 leidt niet tot een ander oordeel nu dat ziet op een andere situatie. Het ging daarbij om een gedwongen huwelijk waarbij de vreemdeling altijd thuis was blijven wonen en geen eigen gezin had gevormd, hetgeen bij eiseres wel is gebeurd. Dat de feitelijke situatie kan maken dat eiseres na haar scheiding weer bij haar ouders is gaan wonen betekent niet dat ze daarmee weer onder het jongvolwassenenbeleid valt, dit ziet meer op eventuele bijkomende elementen van afhankelijkheid. Dit geldt ook voor het beroep op artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Eiseres voldoet niet aan de cumulatieve voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid en daardoor heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat hierdoor de gezinsband is verbroken. De beroepsgrond slaagt niet.
Was er sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente?
8. In de beleidsregels van de staatssecretaris over artikel 8 van het EVRM staat dat, wanneer geen geslaagd beroep kan worden gedaan op het jongvolwassenenbeleid, de staatssecretaris familie- en of gezinsleven tussen een meerderjarig kind en de ouders aanneemt als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen ouders en het meerderjarige kind. [5] Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat er alleen ‘more than the normal emotional ties’ kunnen bestaan als er ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ bestaan tussen het meerderjarige kind en zijn ouder. [6] De Afdeling heeft in haar uitspraak van 27 maart 2024 [7] aangegeven dat de staatssecretaris een brede beoordeling moet maken van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin hij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt. Bij het beoordelen of dergelijke elementen bestaan, is onder meer van belang of de betrokkenen samenwonen, of sprake is van medische problemen waardoor een van de betrokkenen verzorging nodig heeft en of sprake is van financiële afhankelijkheid. [8]
8.1.
De staatsecretaris betoogt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Er is niet gebleken dat eiseres zich in Syrië niet zelfstandig kan handhaven. Zij heeft immers huisvesting, medische zorg en een sociaal netwerk. Daarnaast is niet gebleken dat als zij financiële ondersteuning ontvangt deze niet op afstand kan worden voortgezet. Eiseres heeft op grond van vorenstaande niet aannemelijk gemaakt dat zij meer dan gebruikelijk afhankelijk is van referente.
8.2.
Eiseres voert aan dat ten onrechte is geoordeeld dat er geen sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. De staatssecretaris stelt ten onrechte dat de banden zo sterk moeten zijn dat eiseres als gevolg van de scheiding niet meer in staat zou moeten zijn zelfstandig te functioneren en exclusief afhankelijk zou moeten zijn van referente. Er wordt te strikt getoetst aan het afhankelijkheidscriterium. Uit Europese jurisprudentie valt niet af te leiden dat er sprake moet zijn van exclusieve afhankelijkheid voordat gesproken kan worden van een beschermd gezinsleven. Er zijn meer criteria die ervoor kunnen zorgen dat er sprake is van en beschermingswaardig gezinsleven, zoals samenwoning, financiële afhankelijkheid, emotionele afhankelijkheid, gezondheid en banden met het land van herkomst. Deze dienen in onderling verband en samenhang te worden beoordeeld. Door de staatssecretaris wordt miskend dat eiseres bij het vertrek van referente weer volledig samenwoonde met haar en zij ook tijdens haar huwelijk na twee maanden vrijwel altijd bij referente heeft gewoond. Er is niet gebleken in hoeverre het voortdurend samenwonen van eiseres en referente is betrokken in de beoordeling. Verder is sprake van veelvuldig contact tussen eiseres en referente en wordt zij financieel ondersteunt. In hoeverre de financiële afhankelijkheid is meegewogen blijkt niet uit de beoordeling. Het gaat daarbij om de vraag of deze samen met de andere aangevoerde omstandigheden kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daarnaast is sprake van een ernstige mate van emotionele afhankelijkheid, waarbij uit de verklaringen van referente overtuigend de speciale band blijkt gelet op de ondervonden trauma’s van eiseres vanwege het geweld van haar ex-man en de dood van haar kindje van zes maanden. De medische situatie van eiseres, onderbouwd met medische stukken is onvoldoende in de beoordeling meegenomen. Er is immers aangetoond dat er sprake is van ernstige depressie en trauma’s en dat zij dringend de zorg van haar familie in Nederland nodig heeft. Dat hieruit niet blijkt dat ze niet voor zichzelf kan zorgen miskent de inhoud en betekenis van de vraag of er sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. De bijzondere omstandigheden die ook in bezwaar zijn aangevoerd maken dat de band tussen eiseres en referente zo bijzonder is dat deze de normale emotionele band overstijgt en er sprake is van bijzondere afhankelijkheid. Dat eiseres nog af en toe boodschappen kan doen, wordt geholpen door haar buurjongen, kookt en fysieke oefeningen doet, voor haar huwelijk heeft gewerkt en ook in het begin van haar huwelijk huishoudelijke taken uitvoerde maakt niet dat er geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid, nu het niet gaat om de vraag of zij totaal hulpeloos is. Tot slot maakt de algehele veiligheidssituatie in Syrië eiseres extra kwetsbaar en vergroot dit de nood op ondersteuning van haar ouders.
8.3.
De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat niet is gebleken van bijkomende elementen van afhankelijkheid. De staatssecretaris is in het bestreden besluit uitgebreid ingegaan op de verschillende elementen die een rol spelen bij de beoordeling, zowel de exclusieve afhankelijkheid als andere elementen. Het samenwonen, de financiële ondersteuning, de medische situatie en de algemene veiligheidssituatie zijn in de beoordeling van bijkomende elementen van afhankelijkheid meegewogen. De rechtbank is hierbij, anders dan eiseres betoogt, van een te strikte toetsingsmaatstaf bij de beoordeling niet gebleken. Hierdoor is deze situatie anders dan de door eiseres aangehaalde uitspraken waarin de andere elementen bij de beoordeling niet waren betrokken, wat bij eiseres wel het geval is. [9] De staatssecretaris heeft niet ten onrechte overwogen dat het begrijpelijk is dat eiseres na haar scheiding weer bij referente kwam wonen gelet op de omstandigheden van het moeizame huwelijk en de mishandelingen maar dat als er meerderjarige gezinsleden bij elkaar in een huis wonen dit nog niet betekent dat er meer dan gebruikelijke afhankelijkheid is. Daarnaast is niet nader met objectieve stukken onderbouwd dat eiseres financieel volkomen afhankelijk is van referente en dat zij niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. Voor haar huwelijk heeft zij immers ook gewerkt en ze heeft een eigen huishouden gerund gedurende haar huwelijk. Daarnaast is niet met stukken onderbouwd dat zij de toegewezen partneralimentatie niet zou ontvangen. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder de directe nabijheid van referente niet kan functioneren vanwege haar medische situatie en dat de huidige ondersteuning onvoldoende is. Er wordt niet aan getwijfeld dat het voor eiseres moeilijker zal zijn in het dagelijks leven zonder de directe nabijheid van directe familie, maar er blijkt niet uit de stukken dat zij zich niet zelfstandig kan staande houden. Daarnaast blijkt uit de verklaringen dat zij mensen in haar directe omgeving heeft die haar kunnen helpen indien nodig. Dat eiseres hinder ondervindt van de algemene veiligheidssituatie in Syrië wordt niet ontkend. Maar zoals de staatssecretaris terecht heeft overwogen is niet onderbouwd dat dit ervoor zorgt dat eiseres zich niet kan handhaven in Syrië en ze hierdoor meer dan gebruikelijk afhankelijk is van referente. Deze individuele beoordeling is ook in overeenstemming met de beoordeling die artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn voorschrijft. [10] Op grond van die bepaling moeten beslissingsautoriteiten verzoeken om gezinshereniging individueel beoordelen en daarbij rekening houden met relevante elementen van het geval, te weten de aard en hechtheid van de gezinsband van de betrokkenen, de duur van het verblijf in de lidstaat van de referent, en het bestaan van familiebanden of culturele en sociale banden met het land van herkomst. De beroepsgrond slaagt niet.
Had er een belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM moeten plaatsvinden?
9. De staatssecretaris is van mening dat de belangenafweging buiten de beoordeling kan worden gelaten nu er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 [11] waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat wanneer er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM tussen vreemdeling en referente, de staatssecretaris de belangen van de Nederlandse Staat niet hoeft af te wegen tegen de belangen van de vreemdeling.
9.1.
Eiseres is van mening dat er wel een belangenafweging plaats moet vinden, nu de genoemde Afdelingsuitspraak ziet op toekomstige beslissingen en niet zoals in deze er al een beslissing is genomen. Er moet een belangafweging plaatsvinden volgens het beleid dat gold ten tijde van het bestreden besluit nu de staatssecretaris het beleid nog niet heeft aangepast aan de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 [12] .
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat er geen belangenafweging meer plaats hoeft te vinden. In de uitspraak van 27 maart 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat – om beter aan te sluiten bij de rechtspraak van het EHRM – er geen belangenafweging uitgevoerd hoeft te worden als er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de belangenafweging in dat licht ten overvloede is verricht. De rechtbank zal daarom ook niet toetsen of de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen. Dat de Afdelingsuitspraak van na het bestreden besluit dateert, maakt dit niet anders. De ex tunc beoordeling van het bestreden besluit staat hier volgens de rechtbank niet aan in de weg omdat deze beoordeling ziet op het beoordelen van de feiten en omstandigheden en niet op het juridisch wegen van de feiten.
Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar ontvankelijk?
10. Het beroep was oorspronkelijk gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Omdat inmiddels een besluit is genomen en een bestuurlijke dwangsom is toegekend heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling daarvan. Dit houdt in dat het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing niet-ontvankelijk wordt verklaard. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen nu de staatssecretaris, ondanks de geldige ingebrekestelling, te laat op het bezwaarschrift heeft beslist. Daarnaast moet de staatssecretaris ook het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5) [13] en voor het betaalde griffierecht op € 184,- . De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is verstreken.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep ten aanzien van het bestreden besluit is ongegrond.
12. Het beroep, gericht tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Wel krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten in deze procedure en moet het griffierecht aan eiseres worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het afwijzen van de mvv- aanvraag, ongegrond;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen van de staatssecretaris op het bezwaarschrift, niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 437,50;
- bepaalt dat de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van K. van Gijtenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2023:644.
2.WI 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM.
4.Rb Den Haag, zp Roermond, ECLI:NL:RBDHA:2021:7541.
5.B7/3.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Vergelijk ABRS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006 en de daarin vermelde rechtspraak.
8.Vergelijk ABRS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006 en de daarin vermelde rechtspraak.
9.Uitspraken van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 29 maart 2019, Rb Den Haag, zp Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2019:2512 (niet gepubliceerd), zittingsplaats Middelburg van 2 april 2019, Rb Den Haag, zp Middelburg, ECLI:NL:RBDHA:2019:3290 en zittingsplaats Den Bosch, Rb Den Haag, zp Den Bosch, ECLI:NL:RBOBR:2017:3324 (niet gepubliceerd).
13.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.