ECLI:NL:RBDHA:2024:10535
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft eerder in Bulgarije asiel aangevraagd, wat heeft geleid tot een verzoek om terugname door Nederland. De rechtbank heeft op 4 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
Eiser voert aan dat Bulgarije niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen en dat er structurele systeemfouten zijn in de asielprocedure. Hij stelt dat de omstandigheden in Bulgarije, zoals onrechtmatige detentie en tekortkomingen in opvangvoorzieningen, maken dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Bulgarije niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat er geen aanwijzingen zijn voor fundamentele systeemfouten in Bulgarije.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder niet gehouden was nader onderzoek te doen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, en is openbaar gemaakt op 9 juli 2024.