ECLI:NL:RBDHA:2024:11933
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor haar en haar minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 10 juni 2023 is ingediend en dat de minister op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De termijn is echter verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de minister op 22 december 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep is op 17 januari 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan op 22 juli 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt.