Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. S.M. Hampsink, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De maatregel van bewaring werd opgelegd op 28 januari 2024 en is eerder getoetst in verschillende vervolgprocedures. De minister heeft de maatregel op 15 juli 2024 opgeheven, waarna de rechtbank het beroep op 30 juli 2024 heeft behandeld. Eiser was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister waren wel aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tussen 17 mei 2024 en 15 juli 2024 rechtmatig was en dat er geen grond is voor schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser, ondanks zijn argumenten dat de minister niet tijdig een verzwaarde belangenafweging heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om een verzwaarde belangenafweging te maken, omdat de termijn van zes maanden voor de maatregel van bewaring niet was overschreden. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.