ECLI:NL:RBDHA:2024:12842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.24337
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 30 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.

De rechtbank overweegt dat de minister op basis van de Dublinverordening niet verplicht is de aanvraag in behandeling te nemen, aangezien Bulgarije eerder heeft ingestemd met de terugname van eiser. Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de aanmeldgehoor uitnodigingen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze uitnodigingen niet heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat het voornemen van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen niet onzorgvuldig is genomen.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij in Bulgarije een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling, maar de rechtbank stelt vast dat de minister er in het algemeen van uit mag gaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft geen nieuwe informatie gepresenteerd die zou kunnen leiden tot een ander oordeel. De rechtbank concludeert dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van eiser geen aanleiding vormen om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in Nederland te behandelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat eiser mag worden overgedragen aan Bulgarije.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24337

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en
de minister van Asiel en Migratie (voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL24.24338), op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek op 21 maart 2024 op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening aanvaard.
Onzorgvuldig voornemen
5. Eiser voert allereerst aan dat hij de uitnodigingen voor het aanmeldgehoor niet op de juiste wijze heeft ontvangen waardoor niet heeft kunnen verschijnen voor de aanmeldgehoren. Volgens eiser hebben de uitnodigingen voor de aanmeldgehoren hem niet kunnen bereiken omdat zijn naam bij herhaling niet voorkwam op de lijst van personen voor wie een uitnodiging klaar zou liggen. Zonder in het bezit te zijn gesteld van een uitnodiging kan niet van eiser worden verlangd dat hij met kennisgeving niet verschijnt voor een gehoor noch dat hij weet te reageren op rapporten van niet verschijnen zoals die door de minister zijn opgemaakt. Dit laatste kan ook niet van eiser worden verwacht omdat hij pas na het voornemen voor het eerst contact heeft gehad met een gemachtigde. Nu de minister, zonder kennis te hebben genomen van de mogelijke bezwaren van eiser tegen een overdracht aan Bulgarije en van de mogelijke individuele omstandigheden die zich tegen een dergelijke overdracht verzetten, is overgegaan tot het nemen van een voornemen is er volgens eiser sprake van een onzorgvuldig genomen voornemen. Eiser stelt in dit kader dat het voornemen een onderdeel is van de besluitvorming en niet slechts een voorbereidingshandeling. Eiser verwijst verder naar de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat er geen aanmeldgehoor Dublin heeft plaatsgevonden, omdat eiser tweemaal niet is verschenen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daar een goede reden voor had. In het rapport ‘niet verschijnen voor gehoor’ van 7 maart 2024 staat dat eiser van een medewerker ondersteuning in Ter Apel een uitnodiging heeft ontvangen om zich op 7 maart 2024 om 09:00 uur te melden in Ter Apel. Uit het rapport ‘niet verschijnen voor gehoor’ van 11 maart 2024 blijkt dat eiser van een medewerker ondersteuning in Ter Apel opnieuw een uitnodiging heeft ontvangen om zich op 11 maart 2024 om 09:00 uur te melden in Ter Apel. Ter zitting is door partijen toegelicht dat met ‘een uitnodiging ontvangen’ wordt bedoeld dat de uitnodiging klaarligt bij de receptie. Vreemdelingen kunnen door middel van een lijst bij de receptie achterhalen of er post voor hen klaarligt. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn naam herhaaldelijk niet op de lijst bij de receptie stond en hij hierdoor buiten zijn schuld om niet op de hoogte was van het aanmeldgehoor. De rechtbank acht hierbij mede van belang dat als eiser gevolgd zou worden dit zou betekenen dat eisers naam tot vier keer toe, namelijk twee keer voor de uitnodiging voor het aanmeldgehoor en twee keer voor het rapport van ‘niet verschijnen voor gehoor’, niet op de lijst heeft gestaan. De rechtbank acht dat niet aannemelijk. Verder acht de rechtbank van belang dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft aangegeven dat eiser moeite heeft met lezen en schrijven en dat het hierdoor ook mogelijk is dat eiser zijn naam niet op de lijst heeft zien staan. Bovendien heeft eiser door middel van de zienswijze de mogelijkheid gehad om zijn bezwaren tegen het voornemen om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen naar voren te brengen. De rechtbank is gezien voorgaande van oordeel dat het voornemen niet onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiser stelt dat hij in Bulgarije een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest waardoor ten aanzien van Bulgarije niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser voert aan dat hij in Bulgarije is gedwongen om zijn vingerafdrukken af te geven. Ook is hij om en nabij een maand gedetineerd geweest en is hij 15 dagen in een open kamp ondergebracht waar hij slecht werd behandeld. Vervolgens is aan eiser medegedeeld dat hij het land diende te verlaten en is hij hierbij aan zijn lot overgelaten. Eiser is verstoken van welke voorzieningen dan ook en aan hem is geen rechtsbijstand of andere hulp geboden waarmee hij in staat zou worden gesteld om een klacht in te dienen over de manier waarop hij door de Bulgaarse autoriteiten werd behandeld. Eiser acht het hoogstwaarschijnlijk dat hij bij terugkeer naar Bulgarije opnieuw in detentie zal worden geplaatst en dat hij in detentie geen beroep kan doen op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een artikel van Lighthouse Reports uit 2022 [2] , naar pagina 47 van een rapport van het Europees parlement [3] , naar het AIDA rapport van 2024, update 2023 en naar het rapport van Border Violence Monitoring Network van 15 februari 2024 [4] .
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in het algemeen van uitgaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in Bulgarije dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal pas sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. [5]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. De Afdeling heeft in uitspraken van 16 augustus 2023 [6] , 29 februari 2024 [7] , en recentelijk ook nog in de uitspraken van 27 juni 2024 [8] en 22 juli 2024 [9] geoordeeld dat ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In deze uitspraken zijn de zorgen over de pushbackpraktijken, de toegang tot en de situatie in de opvangcentra, de omstandigheden in detentiecentra en de toegang tot rechtsbijstand betrokken. Hierbij heeft de Afdeling ook de door eiser aangehaalde stukken betrokken of geven deze geen wezenlijk ander beeld dan de stukken die door de Afdeling zijn betrokken. Eiser heeft geen nieuwe informatie overgelegd die kan leiden tot een ander oordeel dan gegeven in voornoemde jurisprudentie.
6.3.
De rechtbank overweegt voorts dat eiser met zijn verklaringen over zijn persoonlijke ervaringen in Bulgarije ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn specifieke geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zoals de minister in het bestreden besluit terecht uiteengezet heeft, leidt de gedwongen afname van vingerafdrukken niet tot de conclusie dat ten aanzien van Bulgarije niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook de overige persoonlijke ervaringen maken niet dat er niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinclaimant opnieuw zal worden blootgesteld aan de door hem omschreven omstandigheden. Bovendien kan eiser – als hij vindt dat de autoriteiten van Bulgarije disproportioneel of onrechtmatig hebben gehandeld – daarover klagen bij de daarvoor geschikte instanties in Bulgarije. Niet is gebleken dat klagen bij de Bulgaarse autoriteiten niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. Ter zitting heeft de minister in dit kader terecht gewezen op pagina 106 uit het AIDA rapport van 2024, update 2023 waaruit blijkt dat effectieve toegang tot de rechter mogelijk is in Bulgarije.
Artikel 17 Dublinverordening
7. Eiser voert tot slot aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het relaas van eiser niet maakt dat een overdracht van eiser van bijzondere hardheid zou getuigen en dat de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in Nederland moet worden behandeld. Eiser verwijst in dit kader naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 19 december 2019. [10] Verder voert eiser aan dat hij moeilijk kan lezen en schrijven en zich daardoor moeilijk zal kunnen redden in Bulgarije.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers omstandigheden geen aanleiding vormen om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. De minister heeft gemotiveerd dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet relevant zijn bij de beoordeling of er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden, omdat deze omstandigheden betrekking hebben op de vraag of er concrete aanwijzingen zijn dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Haarlem maakt voorgaande niet anders nu dit een andere situatie betreft dan de situatie van eiser met andere persoonlijke omstandigheden. Ook het feit dat eiser moeite heeft met lezen en schrijven geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat eiser mag worden overgedragen aan Bulgarije. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekend gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Lighthouse Reports, ‘Europe’s Black Sites, 8 december 2022.
3.STUDY Requested by the LIBE committee van het Europees parlement over de Reception Conditions Across the EU, IPOL_STU(2023)755908_EN PDF (
5.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
9.ECLI:NL:RVS:2024.2977.