ECLI:NL:RBDHA:2024:12842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 30 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de minister op basis van de Dublinverordening niet verplicht is de aanvraag in behandeling te nemen, aangezien Bulgarije eerder heeft ingestemd met de terugname van eiser. Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de aanmeldgehoor uitnodigingen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze uitnodigingen niet heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat het voornemen van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen niet onzorgvuldig is genomen.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij in Bulgarije een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling, maar de rechtbank stelt vast dat de minister er in het algemeen van uit mag gaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft geen nieuwe informatie gepresenteerd die zou kunnen leiden tot een ander oordeel. De rechtbank concludeert dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van eiser geen aanleiding vormen om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in Nederland te behandelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat eiser mag worden overgedragen aan Bulgarije.