ECLI:NL:RBDHA:2024:1313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL23.14582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en inwilligend besluit

In deze zaak heeft eiser op 15 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 14 juli 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 september 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd en beroepsgronden ingediend tegen het inwilligend besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft in dit deel van het beroep. Het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser is het niet eens met het inwilligend besluit en stelt dat hij recht heeft op een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiser een asielvergunning heeft verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep tegen het inwilligend besluit, omdat hij met de verleende vergunning op de b-grond niet in een gunstigere positie komt dan met de a-grond.

De rechtbank heeft ook de wettelijke beslistermijn van de asielaanvraag beoordeeld. De beslistermijn was verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22, waardoor de termijn pas op 14 oktober 2023 eindigde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Daarom is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 14 juli 2022.
Bij besluit van 22 september 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft desgevraagd zijn beroep gehandhaafd en beroepsgronden ingediend tegen het inwilligend besluit.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
2. Eiser is het niet eens met het inwilligend besluit van 22 september 2023. Hij stelt dat aan hem een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [2] (de a-grond) dient te worden verleend.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiser een asielvergunning heeft verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw (de b-grond). Het is vaste rechtspraak dat een vreemdeling procesbelang heeft als hij met de door hem gewenste asielvergunning in een gunstigere positie komt. [3] Het is ook vaste rechtspraak dat daarvan geen sprake is als een vreemdeling aan wie een asielvergunning is verleend op de b-grond, zoals eiser, doorprocedeert voor een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw (de a-grond). [4] In zoverre ontbreekt ook procesbelang ten aanzien van het beroep tegen het inwilligend besluit. Het beroep tegen het besluit van 22 september 2023 is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Eiser heeft op 14 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 14 januari 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [5] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 14 oktober 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [6] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dit betekent dat op het moment van de ingebrekestelling, die bij verweerder is ingediend op 12 april 2023, de beslistermijn nog niet was verstreken. Deze ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb is niet voldaan. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3171.
4.Bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2612, en 25 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:906.
5.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.