ECLI:NL:RBDHA:2024:1313
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en inwilligend besluit
In deze zaak heeft eiser op 15 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 14 juli 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 september 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd en beroepsgronden ingediend tegen het inwilligend besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft in dit deel van het beroep. Het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser is het niet eens met het inwilligend besluit en stelt dat hij recht heeft op een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiser een asielvergunning heeft verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep tegen het inwilligend besluit, omdat hij met de verleende vergunning op de b-grond niet in een gunstigere positie komt dan met de a-grond.
De rechtbank heeft ook de wettelijke beslistermijn van de asielaanvraag beoordeeld. De beslistermijn was verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22, waardoor de termijn pas op 14 oktober 2023 eindigde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Daarom is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.