In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 15 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg te maken met een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat er twijfels waren over de nationaliteit en herkomst van eiser, die beweerde afkomstig te zijn uit Zuid-Somalië. Deze twijfels werden versterkt door een taalanalyse die aantoonde dat eisers spraak niet overeenkwam met de spraakgemeenschap van Zuid-Somalië. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de nationaliteit en herkomst van eiser op goede gronden ongeloofwaardig heeft bevonden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de staatssecretaris in beroep alsnog een deugdelijke motivering heeft gegeven. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris voortvarend moet handelen, vooral wanneer een vreemdeling binnen anderhalf jaar na zijn asielaanvraag meerderjarig wordt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om onderzoek te doen naar adequate opvang in het land van herkomst, omdat eiser op het moment van de taalanalyse meerderjarig was. De rechtbank wijst ook op de noodzaak van een contra-expertise om de twijfels over de nationaliteit en herkomst weg te nemen, wat eiser niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet inhoudelijk heeft beoordeeld en dat het beroep gegrond is, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven staan.