ECLI:NL:RBDHA:2024:14880
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduring van een maatregel van bewaring van een eiser van Gambiaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 8 juli 2024, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 6 september 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. D. Matadien, en de minister vertegenwoordigd was door mr. P.A.L.A. van Ittersum.
De rechtbank overweegt dat de minister voldoende heeft toegelicht dat er geen aanleiding is om te concluderen dat de bewaringsmaatregel niet langer kan voortduren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangenafweging door de minister op meerdere momenten is gemaakt en dat er zicht op uitzetting naar Gambia binnen een redelijke termijn bestaat. Eiser heeft aangevoerd dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is, onder andere omdat hij niet mee zou werken aan zijn uitzetting uit angst voor zijn leven en vanwege zijn psychische gesteldheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser zijn medewerking niet verleent en dat zijn gestelde vrees en psychische problemen niet voldoende onderbouwd zijn om de maatregel onrechtmatig te verklaren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.