ECLI:NL:RBDHA:2024:16382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.6167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiseres in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 14 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig is voorbereid. Hoewel het voornemen standaardoverwegingen bevat, heeft de staatssecretaris voldoende duidelijk gemaakt op welke gronden Bulgarije verantwoordelijk is. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die zouden rechtvaardigen dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel afgeweken moet worden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het minderjarige kind van eiseres en dat er geen aanleiding is om artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de afwijzing van haar aanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6167

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatssecretaris

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Het beroep was gepland op de zitting van 9 april 2024. Verschenen zijn: eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden, omdat eiseres is verschenen zonder gemachtigde en zonder tolk.
1.3.
Op 12 april 2024 heeft mr. J.I.T. Sopacua verzocht om hem als gemachtigde van eiseres te registreren.
1.4.
De voortgezette behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 19 april 2024. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in Verordening (EU) Nr. 604/2013 (de Dublinverordening). Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Bulgarije heeft dit verzoek, na een eerdere weigering, op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening op 10 november 2023 aanvaard.
Heeft de staatssecretaris het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid?
5. Eiseres voert aan dat sprake is van een gebrek in de besluitvorming, waardoor zij in haar belangen is geschaad. Het voornemen bevat namelijk enkel standaardoverwegingen, zonder dat op haar individuele situatie wordt ingegaan en zonder de door haar afgelegde verklaringen te waarderen. Hierdoor wordt eiseres de kans ontnomen om in te gaan op de argumenten van de staatssecretaris.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig is voorbereid. Eiseres kan worden gevolgd in het standpunt dat het voornemen standaardoverwegingen bevat, maar dat neemt niet weg dat de staatssecretaris voldoende duidelijk uiteen heeft gezet dat, en op grond van welke redenen Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Zo staat in het voornemen dat het niet aannemelijk is dat eiseres in Bulgarije een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest), dat de verklaringen van eiseres over wat zij heeft meegemaakt in Bulgarije niet leiden tot de conclusie dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Bulgarije en dat zij zich bij voorkomende problemen kan wenden tot de Bulgaarse (hogere) autoriteiten of daarvoor aangewezen instanties. Ook staat daarin dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden in de zin van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Daarmee zijn in het voornemen alle voor het standpunt van de staatssecretaris dragende overwegingen opgenomen. Dat de staatssecretaris in het bestreden besluit voor het eerst meer specifiek ingaat op de individuele ervaringen van eiseres maakt het voorgaande niet anders, omdat geen sprake is van een nieuwe beoordeling van reeds bekende feiten in de zin van artikel 3.119, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). De staatssecretaris heeft daarbij terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
Kan ten aanzien van Bulgarije worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiseres voert aan dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zij heeft verklaard dat zij eerst in een gesloten kamp heeft verbleven waar het vies was en waar zij een kamer moest delen met mannen. Daarna heeft eiseres, totdat zij haar verblijfsvergunning kreeg, in een open kamp verbleven waar het ook vies was, waar beperkte toiletruimte aanwezig was en waar het eten slecht was. Toen zij haar verblijfsvergunning kreeg, is zij op straat gezet. Zij wijst daarbij op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 1 februari 2024 (NL23.39567).
6.1.
De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 29 februari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:870), onder verwijzing naar haar eerdere uitspraken van 16 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134), geoordeeld dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de vreemdeling bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) strijdige behandeling. Daarbij is de Afdeling expliciet ingegaan op de opvangvoorzieningen in Bulgarije. Zij heeft overwogen dat het rapport van Asylum Information Database (AIDA) van maart 2023 weliswaar bevestigt dat er in de opvangcentra problemen zijn met het onderhoud van de voorzieningen, ongedierte, de hygiëne, het eten en de ongewenste toegang van verdachte personen, maar dat hieruit niet volgt dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat dit oordeel van de Afdeling onvoldoende is gemotiveerd.
6.2.
In de persoonlijke omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, te weten dat de omstandigheden in de opvang slecht waren, heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om in het geval van eiseres anders te oordelen. Dat zij op straat is gezet nadat zij een verblijfsvergunning heeft gekregen, leidt evenmin tot een ander oordeel. Met het verlenen van de verblijfsvergunning is haar recht op opvang namelijk vervallen. Bovendien ligt het, zoals de Afdeling in voornoemde uitspraak ook heeft overwogen en zoals de staatssecretaris aan eiseres heeft tegengeworpen, op de weg van eiseres om zich tot de Bulgaarse autoriteiten te wenden als zij problemen ervaart in de opvang of in de asielprocedure. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor haar niet bestaat. De omstandigheid dat eiseres met haar minderjarig kind zal worden overgedragen aan Bulgarije, maakt het voorgaande niet anders.
Heeft de staatssecretaris voldoende rekening gehouden met de belangen van het kind?
7. Eiseres voert aan dat de overdracht van haar minderjarig kind in strijd is met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en met het recht van het kind op gezinsleven. Het belang van haar minderjarig kind is erin gelegen dat zij kan verblijven bij beide ouders. Ter onderbouwing van de gezinsband overlegt zij foto’s.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het minderjarig kind van eiseres. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres de gezinsband tussen haar, haar kind en haar gestelde partner, ook met de in beroep overgelegde foto’s, niet aannemelijk heeft gemaakt. Nu het minderjarige kind van eiseres haar volgt in haar lopende Dublinprocedure, hetgeen in overeenstemming is met artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening, is van handelen in strijd met het recht van het kind op gezinsleven geen sprake.
Had de staatssecretaris aanleiding moeten zien om artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening toe te passen?
8. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening, althans dat hij dit standpunt onvoldoende heeft gemotiveerd. Het standpunt dat de Dublinverordening niet is bedoeld om gezinshereniging te bewerkstelligen en dat de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 van de Dublinverordening niet op eiseres van toepassing zijn, is niet in overeenstemming met de bedoeling van de Europese wetgever bij de Dublinverordening. Artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening is volgens eiseres juist in het leven geroepen door de Europese wetgever, omdat hij voorzag dat een strikte toepassing van voornoemde bepalingen zou kunnen leiden tot ongewenste en onevenredige dan wel onmenselijke gevolgen, te weten dat gezinsleden of andere verwanten van elkaar worden gescheiden. Ter onderbouwing van de gezinsband tussen eiseres, haar dochter en haar partner heeft zij een schrijven van de maatschappelijk werker van de partner overgelegd.
8.1.
In artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening staat dat de lidstaat waarin een verzoek om internationale bescherming is gedaan en die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is, of de verantwoordelijke lidstaat, te allen tijde voordat in eerste aanleg een beslissing ten gronde is genomen, een andere lidstaat kan vragen een verzoeker over te nemen teneinde familierelaties te verenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ook wanneer die laatste lidstaat niet verantwoordelijk is volgens de in de artikelen 8 tot 11 en 16 vastgelegde criteria. De betrokkenen moeten hiermee schriftelijk instemmen.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op dit artikel(lid) niet slaagt, omdat dit niet op deze zaak van toepassing is. Er is namelijk geen sprake van een verzoek van Nederland aan een andere lidstaat of van Bulgarije aan Nederland, om eiseres over te nemen om familierelaties te verenigen op humanitaire gronden. Eiseres wenst, samen met haar kind, verblijf in Nederland bij haar gestelde partner. Gelet daarop heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit, waarvan het voornemen onderdeel uitmaakt, kunnen beperken tot het standpunt dat de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 niet op de situatie van eiseres van toepassing zijn en vervolgens tot de vraag of er aanleiding bestaat om de behandeling van de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, omdat overdracht van eiseres en haar kind van onevenredige hardheid zou getuigen. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat daarvan niet is gebleken, reeds nu – zoals hierboven al is overwogen – eiseres de gezinsband tussen haar, haar kind en haar gestelde partner niet met objectief bewijs heeft onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van 't Klooster, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.M. Bankers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.