ECLI:NL:RBDHA:2024:18414
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister neemt een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om terugname gedaan, dat door Polen is aanvaard.
Eiser betoogt dat de minister het voornemen onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de minister niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de minister het besluit niet onzorgvuldig heeft voorbereid en dat hij terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Polen geen structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen kent. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in Polen onrechtmatig gedetineerd zal worden of dat hij geen aanspraak kan maken op een effectief rechtsmiddel. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag van eiser niet onverplicht aan zich had hoeven trekken en verklaart het beroep ongegrond.