Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [nummer], eiser
Procesverloop
(Totstandkoming van) het besluit
Beoordeling door de rechtbank – afwijzing aanvraag
Shu'bat al-Mukhabarat al-'Askariyya)zich onder zowel Hafez al-Assad als Bashar al-Assad schuldig heeft gemaakt aan grootschalige marteling/foltering en (zware) mishandeling van gedetineerden. Divisie/Branch 2011 is binnen de inlichtingendienst verantwoordelijk voor het monitoren en onderzoeken van militaire radiosignalen. Deze surveillanceafdeling maakt deel uit van een groter systeem van militaire en veiligheidstroepen die betrokken zijn bij arrestatie, detentie, marteling en moord op het Syrische volk, aldus de landeninformatie. Eiser heeft (onder meer) bij Branch 2011 aftapwerkzaamheden verricht. De gedragingen waarmee eiser in verband wordt gebracht, namelijk marteling/foltering en (zware) mishandeling, kwalificeren volgens verweerder in dit geval als oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder a, van het Vluchtelingenverdrag. Volgens verweerder moeten deze misdrijven daarnaast ook worden beschouwd als ernstige niet-politieke misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft niet bestreden dat de door de Syrische militaire inlichtingendienst gepleegde misdrijven onder artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag vallen. De rechtbank gaat daar daarom vanuit.
knowing participationis volgens het beleid van verweerder in ieder geval sprake als de vreemdeling heeft gewerkt bij een organisatie waarvan de IND heeft aangetoond dat deze zich op systematische en/of op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die genoemd worden in artikel 1(F), of wanneer de vreemdeling deel heeft genomen aan handelingen waarvan hij wist of had moeten weten dat het dergelijke misdrijven betrof.
Deuxieme Bureauvoorafgaand aan de indiensttreding van eiser in 1984 al decennia bekend stond als één van de meest beruchte en gevreesde inlichtingendiensten van Syrië. Verweerder neemt terecht aan dat de misdrijven een feit van publieke bekendheid waren in Syrië. Hij concludeert gelet op het voorgaande terecht dat eiser al bij indiensttreding wist, dan wel redelijkerwijs had moeten weten, dat de Syrische militaire inlichtingendienst gedetineerden op zeer grote schaal martelde/folterde en (zwaar) mishandelde.
personal participationis volgens het beleid van verweerder onder meer sprake als het handelen en/of nalaten van de vreemdeling in wezenlijke mate heeft bijgedragen aan het betreffende misdrijf. Volgens verweerder is daar in dit geval sprake van, omdat eiser marteling/foltering en (zware) mishandeling heeft gefaciliteerd. Zoals uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt, bijvoorbeeld de uitspraak van 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2851, r.o. 5.3, is voor de vraag of de vreemdeling in wezenlijke mate heeft bijgedragen aan het misdrijf relevant of de bijdrage van de vreemdeling feitelijk effect heeft gehad op het begaan van die misdrijven en of deze hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze zouden hebben plaatsgevonden indien niemand de rol van de vreemdeling had vervuld dan wel indien de vreemdeling gebruik had gemaakt van mogelijkheden om die misdrijven te voorkomen. Deze jurisprudentielijn is ook neergelegd in het in de bijlage genoemde beleid.
Al Mutabea). Als er iets belangrijks werd gezegd, drukte eiser op de opnameknop. Hij hoorde tijdens de oorlog in 2011 veel gesprekken die tegen de Syrische overheid gericht waren. Het aftappen was zijn specialisatie, aldus eiser. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij in ieder geval tot zijn pensioen in 2015 aftapwerkzaamheden heeft verricht. In het nader gehoor van 21 december 2022 en het aanvullend 1F-gehoor van 1 maart 2023 heeft eiser weliswaar verklaard dat de afdeling
Al Mutabeazelfstandig handelde, dat eiser alleen sociale en algemene gesprekken heeft vertaald en niet-regimekritische telefoongesprekken heeft gerapporteerd, en dat er niets concreets uit naar voren is gekomen, maar dit strookt niet met eisers eerdere verklaringen tijdens het aanmeldgehoor. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder van de eerste verklaringen tijdens het aanmeldgehoor uitgaan, omdat eiser daar in de correcties en aanvullingen niet op is teruggekomen en omdat hij niet goed heeft uitgelegd waarom hij later geheel andere verklaringen heeft afgelegd. Daarbij komt dat verweerder er ter zitting terecht op heeft gewezen dat de verklaringen van eiser tijdens het aanmeldgehoor consistent zijn en overeenkomen met wat er bekend is uit algemene bronnen. Dat geldt niet voor de verklaringen die tijdens het nader gehoor en het aanvullend 1F-gehoor zijn afgelegd. Verder heeft verweerder er ter zitting op gewezen dat asielzoekers met een 1F-indicatie zich in een later stadium van de asielprocedure mogelijk meer bewust zijn van de mogelijke (negatieve) gevolgen van hun verklaringen, en dat zij hun verklaringen om die reden aanpassen. Dat beeld is in deze zaak ook bij de rechtbank ontstaan door de verklaringen die eiser ter zitting heeft afgelegd. De rechtbank heeft meerdere vragen gesteld om het een en ander te verduidelijken, maar eiser heeft die vragen niet, dan wel ontwijkend beantwoord. Gelet op dit alles mocht verweerder uitgaan van de verklaringen die eiser tijdens het aanmeldgehoor heeft afgelegd.
Al Mutabeaworden opgepakt en vervolgens worden mishandeld of gemarteld. De aftapwerkzaamheden waren dus onmisbaar om de mishandeling en marteling mogelijk te maken. De stelling van eiser dat hij maar in beperkte mate aftapwerkzaamheden heeft verricht, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser in al die jaren hoe dan ook een grote hoeveelheid gesprekken heeft afgetapt. Eiser stelling dat hij als Koerd nooit gevoelige informatie heeft gekregen en dus ook nooit iets verdachts gehoord, heeft verweerder niet hoeven te volgen. Eiser heeft immers tijdens het aanmeldgehoor expliciet verklaard dat hij tijdens de oorlog veel gesprekken heeft gehoord die tegen de Syrische overheid waren. Hij hoorde veel vijandigheid, nam de gesprekken op en speelde ze door naar
Al Mutabea(aanmeldgehoor, p. 9). Omdat verweerder van de verklaringen in het aanmeldgehoor mocht uitgaan, mocht verweerder ook aannemen dat eiser regimekritische gesprekken heeft doorgespeeld aan
Al Mutabea. Eiser heeft de marteling en mishandeling van gedetineerden dus wel degelijk gefaciliteerd.
Al Mutabeaomiskenbaar onwettig was, omdat hij wist of had moeten weten dat dit kon leiden tot marteling.
Beoordeling door de rechtbank – SIS-signalering
- een derdelander in een lidstaat is veroordeeld voor een strafbaar feit waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste één jaar geldt; of
- er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de derdelander een ernstig strafbaar feit, onder meer een terroristisch misdrijf, heeft gepleegd of er zijn duidelijke aanwijzingen dat hij overweegt een dergelijk feit te plegen op het grondgebied van een lidstaat; of
- er concrete aanwijzingen zijn dat een derdelander een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of nationale veiligheid; of
- de derdelander het Unierecht of het nationale recht voor binnenkomst in en verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft omzeild of gepoogd heeft deze te omzeilen.
in ieder gevaleen SIS-signalering moet volgen, na een individuele beoordeling zoals die volgt uit het eerste lid. Een individuele beoordeling van het gevaar van de openbare orde of nationale veiligheid, in plaats van een meer algemene beoordeling van de toepasselijkheid van één van de situaties als genoemd in artikel 24, tweede lid, van de Verordening 2018/1861, zou ook stroken met het verstrekkende karakter van de SIS-signalering. Die komt in dit geval immers in feite neer op een inreisverbod. Omdat bij een inreisverbod van vijf jaar of meer het unierechtelijke openbare ordecriterium geldt, zou dit naar het oordeel van de rechtbank ook bij de onderhavige SIS-signalering moeten gelden. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder dit zelf ook vindt, nu hij aan dat unierechtelijk openbare ordecriterium heeft getoetst.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- er wordt geen geloof gehecht aan de door de vreemdeling gestelde dwang;
- er bestond voor de vreemdeling de mogelijkheid om zich te onttrekken aan het misdrijf;
- de vreemdeling was al geruime tijd in dienst van een organisatie voordat de dwang voorzienbaar optrad; of
- de mate van dwang weegt niet op tegen de ernst van het door de vreemdeling begane misdrijf.
- de vreemdeling bevindt zich op het moment dat de beslissing wordt genomen al gedurende tien jaren zonder verblijfsvergunning in Nederland in de situatie dat de vreemdeling wegens schending van artikel 3 EVRM niet kan worden uitgezet, te rekenen vanaf de datum van de eerste aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;
- er is geen vooruitzicht op verandering binnen niet al te lange termijn, gerekend vanaf heden, in de situatie dat de vreemdeling niet kan worden uitgezet naar het land van herkomst vanwege een dreigende schending van artikel 3 EVRM; en
- vertrek van de vreemdeling naar een ander land dan het land van herkomst is ondanks voldoende inspanningen om te voldoen aan vertrekplicht van de vreemdeling niet mogelijk.