ECLI:NL:RBDHA:2024:19756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 22 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 8 oktober 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om voorlopige voorziening, op 7 november 2024 behandeld.
De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, ondanks de zorgen die eiser heeft geuit over de opvang en rechtsbijstand in Frankrijk. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk in een onmenswaardige situatie terecht zou komen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende informatie heeft om aan te nemen dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt. De rechtbank wijst erop dat de AIDA-rapporten weliswaar problemen in de Franse opvangvoorzieningen beschrijven, maar niet zodanig dat er sprake is van structurele tekortkomingen die de overdracht aan Frankrijk onaanvaardbaar maken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om zorgvuldig om te gaan met de overdracht van asielzoekers en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Dublinverordening, maar concludeert dat in dit geval de minister niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank wijst erop dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een uitzondering op de standaardprocedure rechtvaardigen.