ECLI:NL:RBDHA:2024:19776
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 7 november 2024, waar de rechtbank het beroep heeft behandeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister is verplicht om een asielaanvraag niet in behandeling te nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Kroatië, dat is aanvaard op basis van de Dublinverordening.
Eiseres voert aan dat de minister niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan voor Kroatië, gezien nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Kroatië. De persoonlijke ervaringen van eiseres bieden geen grond voor het oordeel dat er sprake is van tekortkomingen. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat eiseres geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd die dat zouden rechtvaardigen.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier, en is openbaar gemaakt op 25 november 2024.