ECLI:NL:RBDHA:2024:20743
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake Wsw-indicatie en categorie indeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, had bezwaar gemaakt tegen de indeling in de categorie ernstig van zijn arbeidshandicap, zoals vastgesteld in het besluit van 30 november 2022. Dit besluit bepaalde dat eiser tot de doelgroep van de sociale werkvoorziening behoort en een Wsw-indicatie krijgt. Echter, in het bestreden besluit van 31 mei 2023 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang zou hebben bij de indeling in de categorie ernstig. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser betoogde dat hij wel degelijk belang heeft bij een indeling in de categorie matig, omdat dit invloed heeft op de hoogte van de subsidie voor de sociale werkvoorziening. Verweerder daarentegen stelde dat de indeling enkel van belang is voor de werkgever en dat eiser geen rechtstreeks belang heeft bij de categorie-indeling, aangezien hij de subsidie niet rechtstreeks ontvangt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de indeling in de categorie ernstig geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het enkel een advies betreft dat niet bindend is. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en verweerder afgewogen en geconcludeerd dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.