ECLI:NL:RBDHA:2024:21339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
NL24.48088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1993 en van Ghanese nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 26 juni 2024 was opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op 10 december 2024 het onderzoek gesloten.

De rechtbank overwoog dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring had getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De kern van de zaak was of het voortduren van de maatregel sinds 11 november 2024 nog steeds rechtmatig was. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde en dat er geen zicht op uitzetting naar Ghana was. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende voortvarend handelde, gezien de regelmatige communicatie en de herhaalde aanvragen bij de Ghanese autoriteiten.

De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende medewerking verleende aan zijn uitzetting, wat zijn situatie verergerde. De rechtbank oordeelde dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48088

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 juni 2024 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 10 december 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 11 november 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en – zo begrijpt de rechtbank – het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana ontbreekt. Dat de eerdere geplande presentaties niet door zijn gegaan, is niet te wijten aan eisers houding. Vanwege het vrijheidsbenemende karakter van de maatregel uit eiser zich logischerwijs met negatieve gevoelens. Verweerder vat deze menselijke reactie zonder nuance op als niet willen meewerken. Verweerder heeft op verzoek van de Ghanese autoriteiten de LP [3] -aanvraag opnieuw ingediend en het lijkt erop alsof de Ghanese autoriteiten altijd afwezig zijn. Er zijn maanden verstreken zonder dat vooruitgang is geboekt, aldus eiser.
5. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder regelmatig vertrekgesprekken voert met eiser, laatstelijk op 5 november 2024. Verder blijkt uit het voortgangsrapport dat verweerder regelmatig schriftelijk rappelleert en is op 19 november 2024 de LP-aanvraag opnieuw voorgelegd bij de Ghanese autoriteiten. Hierop is nog niet gereageerd.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Ghana in het algemeen, of in het bijzonder van eiser, is komen te ontbreken. Op eiser rust de plicht om Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. De rechtbank is van oordeel dat eiser die medewerking onvoldoende verleent. Hoewel het begrijpelijk is dat eiser negatieve gevoelens ervaart vanwege zijn inbewaringstelling, ontslaat hem dat niet van de verplichting om voldoende medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Zo geeft eiser zelf aan dat hij nooit naar de presentatie zal gaan en nooit gaat meewerken aan zijn terugkeer. Ook geeft hij aan dat hij ook niet zal meewerken na een eventuele verlenging van de maatregel van bewaring. [4] Het komt dan ook voor eisers rekening en risico dat de maatregel van bewaring nog altijd voortduurt.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 12 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11010, 4 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14285, 16 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17068 en 12 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18618.
3.Laissez-passer.
4.Verslag vertrekgesprek van 5 november 2024, p. 1 van 2.