ECLI:NL:RBDHA:2024:3841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van een verblijfsvergunning asiel in het kader van een opvolgende asielaanvraag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 30 september 2020 een opvolgende aanvraag ingediend, waarop verweerder op 3 januari 2023 positief heeft beslist, maar de ingangsdatum van de vergunning vaststelde op 30 september 2020. Eiser was van mening dat de ingangsdatum de datum van zijn eerste asielaanvraag, 21 maart 2014, had moeten zijn, omdat hij vond dat zijn huidige aanvraag als een verzoek om bestuurlijke heroverweging had moeten worden gezien.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk is, omdat eiser tijdig beroep heeft ingesteld. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat verweerder de opvolgende aanvraag van eiser niet als een verzoek om bestuurlijke heroverweging heeft hoeven aanmerken. Eiser heeft in de besluitvormingsfase niet expliciet verzocht om heroverweging, en de rechtbank stelt dat een verzoek om heroverweging moet worden onderscheiden van een opvolgende asielaanvraag.
De rechtbank wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om alsnog een verzoek om heroverweging in te dienen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 maart 2024.