ECLI:NL:RBDHA:2024:4812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL24.13853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening voor derdelander in het bestuursrecht

Op 4 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de tijdelijke bescherming per 4 maart 2024 had beëindigd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, waarbij hij zich baseerde op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 april 2024. Deze uitspraken wezen op de noodzaak om rechtsongelijkheid te voorkomen binnen de groep derdelanders. Hierdoor wordt de vreemdeling behandeld alsof hij tijdelijke bescherming heeft, wat betekent dat hij recht heeft op opvang, mag werken en niet kan worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op zijn beroep.

De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan, omdat onverwijlde spoed dat vereiste. Hij heeft de staatssecretaris in de proceskosten van de vreemdeling veroordeeld tot een bedrag van € 875,-. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13853

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] ,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. De staatssecretaris heeft de vreemdeling bericht dat de tijdelijke bescherming eindigt op 4 maart 2024. De vreemdeling is het daar niet mee eens en heeft daartegen beroep ingesteld. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak omdat onverwijlde spoed dat vereist. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. In een uitspraak van 17 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. [2] Bij uitspraak van 27 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats dit oordeel gevolgd. [3]
4. Sinds deze uitspraak van 27 maart 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, bij verwijzingsuitspraak van 28 maart 2024 [4] , prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft mede om die reden bij uitspraken van 2 april 2024 [5] , de door derdelanders gevraagde voorlopige voorzieningen toegewezen, met de volgende motivering:

Gelet op de door de zittingsplaats Amsterdam gestelde prejudiciële vragen die specifiek gaan over de duur van de tijdelijke bescherming, de zeer uiteenlopende en verschillend gemotiveerde oordelen van bestuursrechters in de andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag hierover, de gevolgen daarvan en de belangen die de vreemdeling en de staatssecretaris naar voren hebben gebracht, acht de voorzieningenrechter van de Afdeling het afwachten van de beantwoording van de prejudiciële vragen aangewezen en treft hij een voorlopige voorziening. In afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen houdt hij het hoger beroep van de vreemdeling aan en bepaalt hij dat de vreemdeling de tijdelijke bescherming behoudt bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten. Dit betekent dat de vreemdeling niet uit Nederland hoeft te vertrekken, dat hij zijn recht op opvang behoudt en dat hij mag blijven werken, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist.”
5. Gelet op de Afdelingsuitspraken van 2 april 2024 en ter voorkoming van rechtsongelijkheid binnen deze groep derdelanders, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Dat betekent dat de vreemdeling de tijdelijke bescherming behoudt als bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, dat hij of zij niet uit Nederland hoeft te vertrekken, het recht op opvang behoudt en mag blijven werken, totdat op het door de vreemdeling ingestelde beroep is beslist.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat de vreemdeling wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hem/haar van toepassing is, tot uitspraak is gedaan op het beroep;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van de vreemdeling tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
M.J. Kambeel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:1366