ECLI:NL:RBDHA:2024:6012
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en terugkeerbesluit in vreemdelingenrechtelijke procedure met betrekking tot Algerijnse nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een v-nummer dat niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 29 januari 2024 was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, onder a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugkeerbesluit, dat aanvankelijk betrekking had op Marokko, zijn geldigheid niet heeft verloren, ondanks dat de terugkeerinspanningen inmiddels gericht zijn op Algerije. De rechtbank oordeelde dat er zicht op uitzetting naar Algerije is, vooral gezien de recente verbeteringen in de samenwerking met de Algerijnse autoriteiten sinds oktober 2023.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De eiser was niet ter zitting verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de staatssecretaris een aanvullend terugkeerbesluit kan nemen voordat de feitelijke uitzetting naar Algerije plaatsvindt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om actief mee te werken aan hun uitzetting en dat het ontbreken van medewerking van de zijde van de eiser de uitzetting belemmert.