ECLI:NL:RBDHA:2024:9844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
NL24.14767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid van een minderjarige broer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid beoordeeld. Eiser, een minderjarige broer van de referent, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 4 juni 2024, waarbij de gemachtigde van eiser, de referent, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig zijn.

De Staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van een belangenafweging, waarbij de belangen van de Nederlandse overheid zijn afgewogen tegen de belangen van eiser om bij zijn referent in Nederland te verblijven. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De rechtbank stelt vast dat eiser en referent in de periode van 2009 tot en met 2018 niet hebben samengewoond, wat de intensiteit van hun gezinsleven heeft beïnvloed. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn oordeel dat de lange scheiding tussen eiser en referent een negatieve invloed heeft op de belangenafweging.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat het economisch belang van de Nederlandse overheid zwaar weegt in deze zaak. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum], van Eritrese nationaliteit
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een mvv [1] voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 23 februari 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, referent, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarde voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Referent heeft op 5 november 2021 een aanvraag gedaan om een mvv voor eiser, zijn -ten tijde van de aanvraag minderjarige- broertje. Referent verblijft in Nederland op basis van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
4. Bij het primaire besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 7 maart 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Referent en de gemachtigde van eiser zijn op de hoorzitting verschenen.
5. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De staatssecretaris overweegt in het bestreden besluit dat tussen eiser en referent sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat tussen hen hechte persoonlijke banden bestaan. De staatssecretaris heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt, waarbij hij de belangen van de Nederlandse overheid heeft afgewogen tegen de belangen van eiser om bij referent in Nederland te verblijven. De belangenafweging is in het nadeel van eiser uitgevallen.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Heeft de belangenafweging geleid tot een ‘fair balance’?
8. Eiser voert aan dat de belangenafweging, die de staatssecretaris heeft gemaakt, onvoldoende is gemotiveerd en niet heeft geresulteerd in een ‘fair balance’. Volgens eiser weegt de staatssecretaris ten onrechte in zijn nadeel dat hij een periode van negen jaar zonder referent heeft geleefd. De staatssecretaris heeft immers aangenomen dat sprake is van hechte persoonlijke banden, ondanks het feit dat eiser en referent negen jaar gescheiden van elkaar hebben geleefd. Voorts is er een objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Het feit dat eiser nu alweer enige tijd bij zijn tante in Ethiopië verblijft, is het gevolg van de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser vindt het niet redelijk dat de staatssecretaris het tijdsverloop in de onderhavige procedure in zijn nadeel meeweegt.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] volgt dat artikel 8 van het EVRM de staatssecretaris ertoe verplicht om alle relevante gegevens en belangen van het individuele geval kenbaar af te wegen tegen het algemene belang van de Nederlandse staat. De rechter moet toetsen of de staatssecretaris dit heeft gedaan en, als dit het geval is, of hij zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van het privéleven en familie- en gezinsleven in Nederland en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Dit brengt met zich dat de toetsing door de rechter enigszins terughoudend moet zijn. In de uitspraak van 26 januari 2023 [3] heeft de Afdeling verduidelijkt dat de bestuursrechter zonder terughoudendheid moet toetsen of de staatssecretaris alle feiten en omstandigheden bij zijn belangenafweging heeft betrokken. De bestuursrechter moet de uitkomst van de door de staatssecretaris gemaakte belangenafweging daarentegen enigszins terughoudend toetsen. Dit houdt in dat de bestuursrechter geen zelfstandige belangenafweging mag verrichten en ook niet zijn eigen oordeel over de belangenafweging in de plaats mag stellen van de belangenafweging van de staatssecretaris. Dat betekent onder meer dat de bestuursrechter het gewicht dat de staatssecretaris aan de verschillende belangen heeft toegekend ook enigszins terughoudend moet toetsen [4] .
10. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar bij de belangenafweging heeft betrokken. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting bevestigd dat de beroepsgronden zich richten tegen de uitkomst van de belangenafweging.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De staatssecretaris heeft allereerst in het nadeel van eiser kunnen wegen dat eiser en referent in de periode van 2009 tot en met 2018 niet hebben samengewoond, waardoor in die periode geen intensief gezinsleven is opgebouwd. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat dit in het kader van de belangenafweging geen rol mag spelen. Uit de onder overweging 9 genoemde Afdelingsjurisprudentie volgt namelijk dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging moet betrekken. Dat de staatssecretaris ondanks de periode van negen jaar waarin niet is samengewoond hechte persoonlijke banden heeft aangenomen, staat naar het oordeel van de rechtbank los van de belangenafweging die de staatssecretaris vervolgens dient te maken. De staatssecretaris heeft in het kader van die belangenafweging daarom de intensiteit van het gezinsleven kunnen beoordelen en daarbij de langdurige scheiding tussen eiser en referent in het nadeel van eiser kunnen wegen. De staatssecretaris heeft daarbij ook in het nadeel van eiser kunnen wegen dat hij in Ethiopië wordt verzorgd en onderhouden door zijn tante, terwijl referent niet in staat is financieel bij te dragen aan het levensonderhoud van eiser.
12. De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat het economisch belang van de Nederlandse overheid zwaar in het nadeel van eiser weegt. Referent ontvangt sinds 2022 een uitkering op grond van de Participatiewet, waardoor niet aannemelijk is dat hij eiser financieel zal kunnen onderhouden. Bovendien heeft referent verklaard dat hij verwacht dat de Nederlandse staat eiser zal ondersteunen. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit voorts niet ten onrechte benadrukt dat het economisch belang ook ziet op de bescherming van de arbeidsmarkt en overheidsvoorzieningen, zoals onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en infrastructuur. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat eiser naar verwachting voor langere tijd gebruik zal maken van de openbare kas als hij naar Nederland komt, omdat de kans klein is dat hij op korte termijn betaald werk zal krijgen. Eiser moet namelijk eerst integreren en onderwijs volgen. De staatssecretaris heeft er verder op kunnen wijzen dat niet is gebleken dat referent geschikte huisvesting heeft. Referent woont namelijk met zijn gezin in een tweekamerwoning. Daardoor zal eiser in Nederland ook aanspraak moeten maken op huisvesting.
13. De staatssecretaris heeft gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte geen doorslaggevende betekenis toegekend aan het bestaan van hechte persoonlijke banden en de objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag van eiser af te wijzen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.machtiging tot voorlopig verblijf.
2.bijvoorbeeld de uitspraken van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006 en 25 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2485.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2573.