ECLI:NL:RBDHA:2025:10142
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2025 wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Eiseres was niet aanwezig op de zitting, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank oordeelt dat eiseres procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep, ondanks dat zij met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank stelt vast dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de besluitvorming niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Er zijn geen ondubbelzinnige toezeggingen gedaan door een bevoegde persoon die de verwachting wekten dat haar asielverzoek inhoudelijk behandeld zou worden. De rechtbank oordeelt dat de minister het bestreden besluit zorgvuldig heeft voorbereid en dat er geen aanleiding was om eiseres opnieuw uit te nodigen voor een Dublingehoor.
Eiseres betoogt dat de minister niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan vanwege structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank oordeelt echter dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat er geen aanwijzingen zijn dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Eiseres heeft niet aangetoond dat de overdracht aan Duitsland een reëel en ernstig risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft.